ECLI:NL:RBDHA:2024:19061
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 en voortduren van de maatregel
Op 19 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser, die al bijna een jaar geleden een laissez-passeraanvraag had ingediend. De minister van Asiel en Migratie had op 23 augustus 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 15 november 2024 was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De minister was vertegenwoordigd door haar gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet alleen schriftelijke rappels heeft verzonden, maar ook op dossierniveau heeft gerappelleerd, hoewel dit niet correct was vastgelegd in de M120. De rechtbank oordeelt dat dit gebrek niet leidt tot benadeling van eiser, aangezien het enkel een motiveringsgebrek betreft. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de voortduren van de maatregel van bewaring beoordeeld en geconcludeerd dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld, ondanks de lange looptijd van de aanvraag. Eiser heeft geen medewerking verleend aan het vaststellen van zijn identiteit, wat ook bijdraagt aan de langere looptijd van de procedure.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.750,-. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.