ECLI:NL:RBDHA:2024:19005

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
NL24.44476
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening asielaanvraag en presentatie bij Libische autoriteiten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker. De verzoeker had tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld, waarin zijn asielaanvraag op 1 augustus 2024 als ongegrond was afgewezen. De verzoeker was uitgenodigd voor een interview met de Libische autoriteiten op dezelfde dag als de uitspraak, wat aanleiding gaf tot het verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, aangezien de verzoeker zich moest verantwoorden voor de Libische autoriteiten, wat in strijd zou kunnen zijn met het non-refoulementbeginsel. De verzoeker stelde dat hij psychische en lichamelijke klachten had door de situatie in Libië en dat de presentatie bij de autoriteiten hem in gevaar zou kunnen brengen. De voorzieningenrechter baseerde zijn oordeel op het arrest Gnandi, waarin werd gesteld dat de rechtsgevolgen van een terugkeerbesluit niet intreden zolang er nog geen uitspraak is gedaan op het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag. De voorzieningenrechter besloot dat de verzoeker niet verplicht was om mee te werken aan de presentatie bij de Libische autoriteiten totdat er een uitspraak was gedaan in de beroepsprocedure. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker tot een bedrag van € 875,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.44476

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 november 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], v-nummer: [nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. E. Derksen),
en

de Minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. In het besluit van 1 augustus 2024 (bestreden besluit) heeft de minister de asielaanvraag van verzoeker afgewezen als ongegrond. Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (NL24.33320). Verzoeker is uitgenodigd voor een interview met de diplomatieke vertegenwoordiger van Libië te Den Haag op 13 november 2024. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist.
3.1.
Niet in geschil is dat verzoeker is uitgenodigd voor een interview op de ambassade van Libië te Den Haag op 13 november 2024. De vereiste onverwijlde spoed is daarmee gegeven.
4. Verzoeker stelt dat presentaties zoals deze verwerpelijk zijn omdat van asielzoekers gevraagd wordt om zich tot hun autoriteiten te wenden, terwijl dit op gespannen voet staat met het non-refoulementbeginsel. Ook achtergebleven familieleden kunnen hierdoor gevaar lopen en bovendien kan een dergelijke presentatie psychisch erg zwaar zijn. Verzoeker stelt dat hij bekend is met ernstige psychische en lichamelijke klachten die het gevolg zijn van de door hem ondervonden problemen in Libië van de zijde van de milities. Hij is bijzonder angstig voor de presentatie bij de Libische autoriteiten. Naar de mening van verzoeker is de voorgenomen presentatie een verboden uitzettingshandeling als bedoeld in het arrest Gnandi. [1] Verzoeker vraagt bij wijze van voorlopige voorziening/ordemaatregel te bepalen dat de minister en/of DT&V zich moet onthouden van het in contact treden met de Libische autoriteiten om een presentatie in persoon van verzoeker aan te vragen totdat de rechtbank (eind)uitspraak heeft gedaan in de beroepsprocedure en te bepalen dat verzoeker niet verplicht is om mee te werken aan een presentatie in persoon bij de Libische autoriteiten zolang niet is beslist op het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag.
5. Uit het arrest Gnandi volgt dat de rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit niet intreden zolang een rechter niet heeft beslist op het beroep gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag. Minister heeft ook niet de bevoegdheid verzoeker uit te zetten hangende de beroepsprocedure. Ook volgt uit het arrest dat verzoeker zijn status van asielzoeker hangende de beroepsprocedure behoudt. De beroepsprocedure tegen de afwijzing van de asielvergunning en dus tevens het terugkeerbesluit loopt nog bij deze rechtbank.
5.1.
De voorzieningenrechter maakt uit het arrest Gnandi op dat hangende het beroep tegen het terugkeerbesluit weliswaar niet alle uitzettingshandelingen door minister zijn verboden, maar dat deze uitzettingshandelingen wel zijn verboden als ze de effectiviteit van het rechtsmiddel aantasten. Een presentatie bij de ambassade van het land waarvoor verzoeker bescherming vraagt, voordat een rechter zich over die geloofwaardigheidsbeoordeling heeft uitgelaten, tast naar het oordeel van de voorzieningenrechter de effectiviteit van (de uitkomst van) het rechtsmiddel aan.
5.2.
Uit het voorgaande volgt dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat presentatie van verzoeker bij de ambassade van zijn land van herkomst moet worden verboden totdat op het beroep in de asielprocedure is beslist.
6. De voorzieningenrechter wijst daarom de gevraagde voorlopige voorziening toe. Nu niet onaannemelijk is dat de minister inmiddels al in contact is getreden zal de voorzieningenrechter in de treffen voorziening bepalen dat (verder) contact niet is toegestaan.
7. De voorzieningenrechter veroordeelt minister in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Het bedrag van deze kosten stelt de voorzieningenrechter vast op € 875,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe;
- treft de voorlopige voorziening dat de minister zich moet onthouden van het (verder) in contact treden met de Libische autoriteiten om een presentatie in persoon van verzoeker aan te vragen totdat de rechtbank uitspraak heeft gedaan in de beroepsprocedure;
- bepaalt dat verzoeker niet verplicht is om mee te werken aan een presentatie in persoon bij de Libische autoriteiten zolang niet is beslist op zijn beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag (zaaknummer NL24.33320).
- veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Arrest van 19 juni 2018 van het Hof van Justitie, ECLI:EU:C:2018:465.