ECLI:NL:RBDHA:2024:19005
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening asielaanvraag en presentatie bij Libische autoriteiten
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker. De verzoeker had tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld, waarin zijn asielaanvraag op 1 augustus 2024 als ongegrond was afgewezen. De verzoeker was uitgenodigd voor een interview met de Libische autoriteiten op dezelfde dag als de uitspraak, wat aanleiding gaf tot het verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, aangezien de verzoeker zich moest verantwoorden voor de Libische autoriteiten, wat in strijd zou kunnen zijn met het non-refoulementbeginsel. De verzoeker stelde dat hij psychische en lichamelijke klachten had door de situatie in Libië en dat de presentatie bij de autoriteiten hem in gevaar zou kunnen brengen. De voorzieningenrechter baseerde zijn oordeel op het arrest Gnandi, waarin werd gesteld dat de rechtsgevolgen van een terugkeerbesluit niet intreden zolang er nog geen uitspraak is gedaan op het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag. De voorzieningenrechter besloot dat de verzoeker niet verplicht was om mee te werken aan de presentatie bij de Libische autoriteiten totdat er een uitspraak was gedaan in de beroepsprocedure. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker tot een bedrag van € 875,-.