7.2.Uit artikel 3.1a, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vb 2000 volgt dat het indienen van een asielaanvraag tot gevolg heeft dat de uitzetting achterwege blijft zo lang het Uitvoeringsbesluit van kracht is, indien de vreemdeling de echtgenoot is van de vreemdeling die onder de reikwijdte van de Richtlijn valt, of de ongehuwde partner met wie die vreemdeling een duurzame relatie onderhoudt, en ten tijde van de gebeurtenissen die hebben geleid tot het Uitvoeringsbesluit met die vreemdeling samenwoonde.
8. De voorzieningenrechter stelt vast en tussen partijen is niet in geschil dat verzoeker niet valt onder de categorieën van personen genoemd in artikel 3.9a van het VV 2000. Verzoeker heeft de Georgische nationaliteit en hij beschikt niet over een Oekraïense asielvergunning of permanente verblijfsvergunning die geldig was vóór 24 februari 2022. Verzoeker heeft verder weliswaar een verblijfsvergunning voor Oekraïne, maar deze is geldig vanaf 23 november 2023. In geschil is of verzoeker moet worden aangemerkt als ongehuwde partner van een vreemdeling die onder de reikwijdte van de Richtlijn valt.
9. In punt 12 van de Preambule van het Uitvoeringsbesluit staat: ‘Personen die de bescherming wensen te genieten, moeten kunnen aantonen dat zij voldoen aan die criteria om in aanmerking te komen, door de relevante documenten te overleggen aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat. Kunnen zij de relevante documenten niet overleggen, dan moeten de lidstaten hen doorverwijzen naar de toepasselijke procedure.’ Dit volgt ook uit de Richtsnoeren. Daarin staat, kort samengevat, dat personen die voor bescherming in aanmerking wensen te komen moeten kunnen aantonen dat zij recht hebben op tijdelijke bescherming of passende bescherming door de relevante documenten over te leggen aan de bevoegde autoriteiten in de betrokken lidstaat. Het kan hierbij gaan om bewijsstukken die kunnen helpen bij de vaststelling van identiteit en verblijf.Dit bewijs moet voorkomen dat de beoordeling van de aanspraken op tijdelijke bescherming het karakter krijgen van een complexe en uitgebreide beoordeling. Dat ontneemt namelijk het nuttig effect aan de Richtlijn, die juist beoogt lidstaten bij massale instroom te ontlasten.
10. Verzoeker heeft niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat hij in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming als ongehuwde partner van een vreemdeling die onder de Richtlijn valt. Verzoeker stelde namelijk aanvankelijk dat hij was gescheiden van zijn gestelde Oekraïense partner [naam partner], maar dat de relatie in april 2020 weer is hersteld. Uit het dossier blijkt echter dat verzoeker en zijn gestelde partner op 4 januari 2021 zijn gescheiden. Zij hebben verklaard dat dit verband hield met het verkrijgen van de Oekraïense nationaliteit door haar kinderen.Het is de voorzieningenrechter niet duidelijk waarom het verkrijgen van de Oekraïense nationaliteit door de echtscheiding zou worden vergemakkelijkt, aangezien verzoeker als echtgenoot toestemming voor de naturalisatie had kunnen geven. Wat daarvan ook zij, verzoeker heeft niet met bewijsstukken aangetoond dat hij sinds januari 2021 weer een duurzame relatie met zijn gestelde partner onderhoudt of met haar heeft samengewoond in de peilperiode. Verzoeker is tijdens de hoorzitting van 16 oktober 2024 in de gelegenheid gesteld om bewijsstukken te overleggen die bewijzen dat verzoeker in de peilperiode een relatie had met zijn voormalige echtgenote, maar heeft geen bewijzen overgelegd. Dat verzoeker drie kinderen heeft die onder de Richtlijn vallen, maakt niet dat verzoeker tijdelijke bescherming kan ontlenen aan de Richtlijn. Verzoeker heeft namelijk op geen enkele manier aangetoond dat hij met de kinderen samenwoonde in de peilperiode.