ECLI:NL:RBDHA:2024:19000

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
NL24.11585
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke asielzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming als ontheemde uit Oekraïne. De minister van Asiel en Migratie had op 29 februari 2024 besloten dat de verzoeker niet in aanmerking kwam voor deze bescherming, waarop de verzoeker bezwaar maakte en een voorlopige voorziening vroeg. Het bestreden besluit van 11 april 2024 handhaafde de opgelegde last onder dwangsom, en de verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond verklaard en heeft zonder zitting uitspraak gedaan, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De voorzieningenrechter heeft op 31 oktober 2024 al uitspraak gedaan op het beroep van de verzoeker, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.11585

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 november 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], v-nummer: [nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. A.C. Pool),
en
de Minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding

1. In het besluit van 29 februari 2024 heeft de minister medegedeeld dat verzoeker niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming als ontheemde uit Oekraïne en dat hij geen gebruik kan maken van de rechten die daarbij horen. [2] Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
Met het bestreden besluit van 11 april 2024 (het bestreden besluit) op het bezwaar van verzoeker heeft het college de opgelegde last onder dwangsom gehandhaafd. Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (zaaknummer NL24.18286). Het reeds ingediende verzoek om voorlopige voorziening wordt gelijkgesteld met een verzoek dat wordt gedaan hangende het beroep. [3]
1.2.
Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Bij uitspraak van 31 oktober 2024, zaaknummer NL24.18286, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022.
3.Dat volgt uit artikel 8:81, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.