ECLI:NL:RBDHA:2024:18999
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de sluiting van een woning op grond van de Opiumwet
Op 7 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. N.M. Fakiri, en de burgemeester van Den Haag, vertegenwoordigd door mr. J.J. Markerink. Eiser had beroep aangetekend tegen de sluiting van zijn woning voor de duur van drie maanden, zoals opgelegd op basis van de Opiumwet. De sluiting was gebaseerd op een besluit van 2 april 2024, waarbij de burgemeester het bezwaar van eiser ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 7 november 2024 heeft de rechtbank het beroep behandeld, maar kwam tot de conclusie dat eiser geen procesbelang had. Dit werd onderbouwd met de reden dat de sluiting van de woning op 3 januari 2024 was geëindigd, waardoor eiser niet meer kon bereiken dat de sluiting werd opgeheven. De rechtbank oordeelde dat het nastreven van een principiële uitspraak geen procesbelang oplevert. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk heeft beoordeeld. Eiser kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan door rechter mr. E.K.S. Mollen, in aanwezigheid van griffier mr. E.J.C. Korbee. Eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.