ECLI:NL:RBDHA:2024:18979

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
C/09/666008 / HA ZA 24-404
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot erkenning van een concepttestament als wettig testament en vaststelling van erfgenaamschap

In deze zaak gaat het om de vraag of een concepttestament, dat kort voor het overlijden van erflaatster [naam 1] is opgesteld, moet worden erkend als wettig testament. [naam 1] overleed op 24 oktober 2023 aan een hersentumor. Kort voor haar overlijden heeft zij een concepttestament laten opstellen door notaris mr. F.F. Lalmahomed, waarin haar vriend [eiser] als enige erfgenaam is aangewezen. Dit testament is echter niet ondertekend door [naam 1] of de notaris, wat volgens de wet vereist is voor de geldigheid van een testament. De rechtbank kan niet vaststellen dat het concepttestament overeenstemt met de uiterste wil van [naam 1] op het moment van haar overlijden. De rechtbank heeft [eiser] een bewijsopdracht gegeven om aan te tonen dat het concepttestament de werkelijke wil van [naam 1] weergeeft. De gedaagden, bestaande uit de familie van [naam 1], betwisten de geldigheid van het testament en stellen dat [naam 1] ten tijde van het opstellen van het testament niet wilsbekwaam was. De rechtbank heeft de zaak aangehouden in afwachting van de bewijslevering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/666008 / HA ZA 24-404
Vonnis van 20 november 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser]te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. J.G. Schnoor te Den Haag,
tegen

1.[gedaagde 1] [woonplaats 2] ,

2.
[gedaagde 2]te [woonplaats 1] ,
3.
[gedaagde 3]te [woonplaats 1] ,
4.
[gedaagde 4]te [woonplaats 1] ,
5.
[gedaagde 5]te [woonplaats 3] ,
gedaagden,
advocaat mr. M.R. van Leeuwen te Zoetermeer.
Eiser wordt hierna [eiser] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 april 2024, met producties 1 tot en met 8;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 4;
  • het tussenvonnis van 7 augustus 2024 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte in het geding brengen producties, met producties 9 tot en met 12.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2024. Partijen hebben over en weer hun standpunten verder toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft aantekening gemaakt van wat partijen tijdens de zitting hebben gezegd.
1.3.
Ten slotte is de datum vastgesteld waarop dit vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
Op 24 oktober 2023 is [naam 1] (hierna: [naam 1] ) overleden aan een hersentumor. [eiser] heeft lange tijd een affectieve relatie met haar gehad en met haar samengewoond in haar woning aan de [adres] te [plaats] . Gedaagden zijn de vader, de zus en de broers van [naam 1] .
2.2.
[naam 1] heeft eerder kanker gehad. Zij heeft op enig moment met de hand een notitie in een werkboek geschreven, waarin staat:
‘- Wat moet ik voor [eiser] regelen?
  • Kan ik volstaan met een testament of moet ik een geregistreerd partnerschap aangaan of een samenlevingscontract afsluiten?
  • Niet vergeten een executeur te benoemen in mijn testament (blz. 5) en een uitsluitingsclausule op te nemen (blz. 6) → partners
Woning [adres] is na mijn ┼ voor [eiser]
Mocht hij komen te overlijden dan wil ik het of aan mijn broers | zuster nalaten of geheel aan [naam 2] . Ik ben er nog niet over uit.
Woning mag niet na ┼ [eiser] naar zijn familie
- Perceel [district] moet naar broers & zus gaan zodat alle 3 percelen 1 geheel blijven
! perceel gaat niet naar [eiser]
- Spaargeld is voor [eiser] .’
2.3.
Nadat op 31 januari 2023 bij [naam 1] een kwaadaardige hersentumor was vastgesteld, is zij op 13 februari 2023 aan deze tumor geopereerd. Na de operatie volgde een traject van chemotherapie en bestraling. [eiser] heeft vanaf augustus 2023 eerst zorgverlof en daarna onbetaald verlof opgenomen.
2.4.
In de laatste fase van haar leven heeft [naam 1] veel thuishulp gehad. In de verslagen daarvan staat dat [naam 1] zich zwak en vermoeid voelde en af en toe moeilijk uit haar woorden kwam.
2.5.
Op 4 oktober 2023 heeft op het kantoor van notaris mr. F.F. Lalmahomed (hierna: de notaris) een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 1] en de notaris. De vader van [naam 1] en [eiser] hadden haar vergezeld naar de notaris.
2.6.
Vervolgens vond in de week erna bij [naam 1] thuis een gesprek plaats tussen haar en de notaris. Daarop heeft de notaris op 13 oktober 2023 [naam 1] een concept- levenstestament en een concepttestament (hierna: het concepttestament). In de begeleidende brief heeft de notaris geschreven dat deze op 16 oktober 2023 bij [naam 1] thuis zouden worden ondertekend. In het concepttestament is [eiser] als enig erfgenaam van [naam 1] opgenomen. Ook is opgenomen dat [naam 1] , voor zover zij bezittingen in eigendom had in Suriname, deze bezittingen legateerde ten laste van haar vader.
2.7.
Op 14 oktober 2023 is [naam 1] in een hospice opgenomen. Zij heeft [eiser] daar opgegeven als contactpersoon. Bij e-mail van 3 juli 2024 heeft het hospice desgevraagd aan [eiser] laten weten dat [naam 1] ten tijde van de opname nog helder van geest was en dat zij tijdens het intakegesprek heeft aangegeven dat [eiser] verantwoordelijk was voor de financiële zaken.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, samengevat, dat de rechtbank:
  • voor recht verklaart dat het door de notaris op 13 oktober 2023 opgestelde concepttestament dient te gelden als wettig opgemaakt notarieel testament van [naam 1] ;
  • voor recht verklaart dat [eiser] de enige erfgenaam is van [naam 1] , althans vaststelt dat gedaagden de rechten worden ontzegd die hen volgens het wettelijk versterfrecht zouden toekomen;
een en ander onder veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure.
3.2.
Gedaagden voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen gaat de rechtbank hierna bij de beoordeling verder in.

4.De beoordeling

Juridisch kader

4.1.
Erfopvolging kan op twee manieren plaatsvinden: erfopvolging bij versterf (ofwel het wettelijk stelsel van erfopvolging) dan wel erfopvolging krachtens uiterste wilsbeschikking. Het wettelijk stelsel van erfopvolging kan alleen (deels) opzij gezet worden door een uiterste wilsbeschikking (artikel 4:1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)). Ingevolge artikel 4:94 BW kan een uiterste wil, behoudens de in de wet aangegeven noodgevallen (artikelen 4:97 tot en met 107 BW), alleen worden gemaakt bij een notariële akte of bij een aan een notaris in bewaring gegeven onderhandse akte. Een uiterste wil is nietig, indien aan de akte van uiterste wil of aan de akte van bewaargeving, zo deze voorgeschreven is, de vereiste ondertekening door de erflater ontbreekt, artikel 4:109 lid 1 BW. Voorts bepaalt het tweede lid van artikel 4:109 BW dat een uiterste wil die ten overstaan van een notaris moet worden gemaakt, nietig is, indien de akte van uiterste wil niet door de notaris is ondertekend.
4.2.
Het uitgangspunt is dat een ieder een uiterste wil moet kunnen maken. Deze uiterste wil moet, zoals hiervoor aangegeven, bij notariële akte dan wel bij een aan de notaris in bewaring gegeven onderhandse akte worden opgesteld. De waarborg van de tussenkomst van de notaris is nu juist dat deze op het moment van het passeren van de akte kan nagaan of hetgeen in de akte is opgenomen op dat moment ook daadwerkelijk de uiterste wil van erflater is. Dit is ook de reden waarom een notaris, alvorens tot het verlijden van de akte over te gaan, mededeling doet van de zakelijke inhoud van die akte en daarop een toelichting geeft.
4.3.
In dit geval is er geen uiterste wilsbeschikking van [naam 1] die aan alle wettelijke vereisten voldoet. Het concepttestament is niet ondertekend door [naam 1] en de notaris. Op grond van de redelijkheid en billijkheid is het in dat geval in beginsel mogelijk om af te wijken van het versterfrecht. Daarvoor is in ieder geval vereist dat er ‘volstrekte zekerheid’ [1] is dat hetgeen in het concepttestament is vastgelegd overeenstemt met de uiterste wil van [naam 1] op het moment van overlijden.
Uiterste wil [naam 1] op het moment van overlijden
4.4.
[eiser] stelt dat het concepttestament, dat kort vóór het overlijden van [naam 1] is opgesteld, met volstrekte zekerheid de uiterste wil van [naam 1] weergeeft. [eiser] heeft verwezen naar de handgeschreven notitie (zie 2.2.), waaruit volgens hem blijkt dat [naam 1] hem verzorgd wilde achterlaten. [eiser] stelt verder dat gedaagden [naam 1] op haar sterfbed hebben laten weten dat zij bekend waren met haar wensen, in het bijzonder dat [eiser] haar enige erfgenaam zou worden en in de woning zou kunnen blijven wonen, en dat zij deze wensen zouden respecteren.
4.5.
Gedaagden erkennen dat [naam 1] wilde voorkomen dat [eiser] dakloos zou worden en dat deze wens zou worden gerespecteerd. Voor het overige betwisten zij de stellingen van [eiser] gemotiveerd.
4.6.
Volgens gedaagden had [naam 1] als gevolg van haar ziekte (ernstige) problemen met het geheugen, moeite met spraak en het vinden van woorden. De artsen hebben hen dit in januari 2023 laten weten. Zij leed bovendien aan een ziekte waarbij niet kan worden uitgesloten dat deze haar geestesvermogens heeft aangetast. Ook blijkt uit de verslagen van de thuishulpen dat [naam 1] de laatste weken voor haar overlijden extreem moe was, niet uit haar woorden kwam en zeer zwak was. Gedaagden vinden het ongeloofwaardig dat [naam 1] , die al langer wist dat haar levensverwachting beperkt was, zo kort voor haar overlijden een testament wilde opmaken. Zij voeren verder aan dat de notaris, die via een vriend van [eiser] is benaderd, op 4 oktober 2023 (zie 2.5.). [naam 1] wilsonbekwaam heeft bevonden en niet - zonder raadpleging van een arts - een concepttestament had mogen opstellen. [naam 1] was bovendien niet (meer) in staat om het concepttestament te lezen, te begrijpen en te ondertekenen, aldus gedaagden.
4.7.
Gedaagden erkennen dat de handgeschreven notitie in het handschrift van [naam 1] is geschreven, maar op de kopie die [eiser] in het geding heeft gebracht zijn de datum boven de notitie en de handtekening eronder volgens hen vervalst. Boven andere notities in het werkboek staat namelijk geen datum en de datum is geschreven in een richting die eerder van een linkshandig persoon is dan die van een rechtshandig persoon, zoals [naam 1] was. De handtekening staat niet in het werkboek en is in een andere schrijfstijl gezet dan de rest van de notitie. Bovendien komt de notitie niet overeen met het concepttestament: in de notitie staat dat de woning na overlijden van [eiser] niet naar zijn familie mocht gaan en dat [naam 1] er nog niet uit was.
4.8.
[eiser] stelt, onder verwijzing naar de e-mail van het hospice van 3 juli 2024 (zie 2.7.), dat [naam 1] wél helder van geest was en kon aangeven wat ze wilde. Op de mondelinge behandeling heeft [eiser] toegelicht dat hij de notaris op maandagochtend 16 oktober 2023 heeft afgebeld, omdat hij vond dat het niet hoorde dat [naam 1] het concepttestament in het hospice moest ondertekenen en omdat gedaagden hadden aangegeven dat de wensen van [naam 1] zouden worden gerespecteerd. Verder heeft [eiser] toegelicht dat [naam 1] de notitie heeft geschreven in een werkboek dat hij pas na haar overlijden heeft gevonden. In het werkboek staat inderdaad geen handtekening van [naam 1] onder de notitie. Vóór haar overlijden heeft [naam 1] hem echter al een kopie gegeven van deze notitie waar zij wel haar handtekening op heeft gezet. Tijdens de zitting heeft [eiser] het werkboek met de notitie getoond.
4.9.
Gelet op de stellingen van [eiser] en de gemotiveerde betwisting daarvan door gedaagden, kan de rechtbank nog niet vaststellen dat volstrekt zeker is dat hetgeen in het concepttestament is vastgelegd overeenstemt met de uiterste wil van [naam 1] op het moment van overlijden.
4.10.
[eiser] heeft aangeboden om zijn stellingen te bewijzen door het horen van:
  • de notaris, die zou kunnen verklaren of [naam 1] wilsbekwaam was ten tijde van het opstellen van het concepttestament en of het concepttestament overeenstemt met de laatste wil van [naam 1] ;
  • de moeder en de zus van [naam 1] , die zouden kunnen bevestigen dat alle familieleden bekend waren met de wensen van [naam 1] en dat gedaagden [naam 1] hebben toegezegd deze wensen te zullen respecteren;
  • de vader van [naam 1] ;
  • [naam 3] , een vriend van [naam 1] die bekend was met haar wensen;
  • [naam 4] , een makelaar bij wie [naam 1] haar wensen kenbaar heeft gemaakt;
  • [eiser] zelf, die zou kunnen verklaren over de totstandkoming van het concepttestament en de gesprekken die zijn gevoerd met gedaagden.
4.11.
De rechtbank zal op dit punt een bewijsopdracht geven conform het daartoe door [eiser] gedane bewijsaanbod. De bewijsopdracht is voor [eiser] omdat op hem de stelplicht en bewijslast rusten.
4.12.
Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen.
4.13.
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven
4.14.
In afwachting van de bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
laat [eiser] toe te bewijzen dat volstrekt zeker is dat het concepttestament overeenstemt met de uiterste wil van [naam 1] op het moment van haar overlijden;
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 8 januari 2025voor uitlating door [eiser] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
5.3.
bepaalt dat, als [eiser] geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, hij die stukken dan direct in het geding moet brengen;
5.4.
bepaalt dat, als [eiser]
getuigenwil laten horen, hij de namen van de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten en de getuigen in de maanden februari tot en met april 2024 daarbij direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
5.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. I.A.M. Kroft, in het paleis van justitie te Den Haag, Prins Clauslaan 60;
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.A.M. Kroft en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.

Voetnoten

1.Hof Den Haag 6 juli 2019, ECLi:NL:GHDHA:2019:2800, 20.