ECLI:NL:RBDHA:2024:18961

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
09/157817-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak met ernstige misdrijven waaronder brandstichting, bedreiging, seksueel binnendringen bij bewusteloze en valsheid in geschrifte

Op 18 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige misdrijven. De zaak omvatte onder andere brandstichting, bedreiging, seksueel binnendringen bij een bewusteloze vrouw, valsheid in geschrifte en winkeldiefstal. De verdachte heeft op 11 mei 2024 in Katwijk opzettelijk brand gesticht door een vuilniszak in de portiek van een appartementencomplex in brand te steken, wat levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners met zich meebracht. Tevens heeft hij zijn ex-vriendin en haar zoon bedreigd met brandstichting. Daarnaast heeft de verdachte op 24 april 2024 seksuele handelingen verricht met een vrouw die zich in een staat van bewusteloosheid bevond, wat resulteerde in een veroordeling voor seksueel binnendringen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 14 september 2023 een overschrijvingskaart heeft vervalst en 980 euro heeft witgewassen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan 182 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte en het hoge recidiverisico, en heeft een deel van de straf voorwaardelijk opgelegd om de kans op herhaling te verkleinen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/157817-24, 09/156936-24, 09/103216-24 en 09/135267-24 (tul)
Datum uitspraak: 18 november 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 13 augustus 2024 (pro forma, hierbij zijn de parketnummers 09/157817-24, 09/156936-24 en 09/103216-24 ter terechtzitting gevoegd) en 4 november 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Bakker en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. A.A.G. Balkenende naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
dagvaarding I (parketnummer 09/157817-24)
1.
hij op of omstreeks 11 mei 2024 te Katwijk, in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht,
- door een vuilniszak die in de portiek stond bij de deur van een van de woningen te leggen en/of (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met deze vuilniszak en/of de inhoud van deze vuilniszak en/of
- door open vuur in aanraking te brengen met een in de portiek aanwezige vuilniszak en/of inhoud van deze vuilniszak,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten een (gemeenschappelijke) portiek en/of de daaraan gelegen woningen en/of de inboedel in die woningen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en), te weten de bewoner(s) van de woningen in genoemd portiek (waaronder [naam 1] en/of [naam 2] )
te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 mei 2024 te Katwijk, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten een (gemeenschappelijke) portiek en/of de daaraan gelegen woningen en/of de inboedel in die woningen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en), te weten de bewoner(s) van de woningen in genoemd portiek (waaronder [naam 1]
en/of [naam 2] ) te duchten was,
- een vuilniszak die in de portiek stond bij de deur van een van de woningen heeft gelegd en/of (vervolgens) open vuur in aanraking heeft gebracht met deze vuilniszak en/of de inhoud van deze vuilniszak en/of
- open vuur in aanraking heeft gebracht met een in de portiek aanwezige vuilniszak en/of inhoud van deze vuilniszak,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 11 mei 2024 te Katwijk, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een voordeur), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 11 mei 2024 te Katwijk, in elk geval in Nederland,
[naam 1] en/of [naam 2] heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
- zware mishandeling en/of
- brandstichting,
door tegen die [naam 1] en/of [naam 2] te zeggen dat hij ‘de hele flat zou gaan platbranden’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op één of meer moment(en) in of omstreeks de periode van 23 april 2024 tot en met 26 april 2024 te Katwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door onverhoeds te handelen terwijl [naam 3] in een
slapende en/of bewusteloze toestand verkeerde en/of door die [naam 3] (sterk) onder invloed te brengen van GHB, althans van een verdovend middel,
die [naam 3] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam
van die [naam 3] , te weten
- het spreiden van de benen van die [naam 3] en/of
- het opzij schuiven van de onderbroek van die [naam 3] en/of
- het brengen en/of duwen en/of houden en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam 3] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer moment(en) in of omstreeks de periode van 23 april 2024 tot en met 26 april 2024 te Katwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
één of meer anderen, althans alleen, met [naam 3] , van wie hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat deze
in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische
aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 3] , te weten
- het spreiden van de benen van die [naam 3] en/of
- het opzij schuiven van de onderbroek van die [naam 3] en/of
- het brengen en/of duwen en/of houden en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam 3] ;
dagvaarding II (parketnummer 09/156936-24)
1.
hij op of omstreeks 14 september 2023 te Katwijk, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een overschrijvingskaart valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door het geldbedrag op de voornoemde overschrijvingskaart aan te passen met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij op of omstreeks 14 september 2023, te Katwijk, in Nederland, een geldbedrag van 980 euro
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen
en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of dit voorwerp c.q. deze voorwerpen,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren
uit enig (eigen) misdrijf;

dagvaarding III (parketnummer 09/103216-24)

hij op of omstreeks 2 februari 2024 te Leiden
- Zalmfilet;
- Ah garnalen;
- AH garnalen;
- AH scharrel;
- Red Bull;
- Sloane;
- Cricket eco, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de bij dagvaarding I en II ten laste gelegde feiten en het bij dagvaarding III ten laste gelegde feit.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van het bij dagvaarding I met parketnummer 09/157817-24 onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde en van het bij dagvaarding II met parketnummer 09/156936-24 onder 1 en 2 ten laste gelegde. De raadsman heeft zich namens de verdachte met betrekking tot het bij dagvaarding 09/157817-24 onder 3 ten laste gelegde en het bij dagvaarding 09/103216-24 ten laste gelegde gerefereerd.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en).
Parketnummer 09/157817-24
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van de processen-verbaal van de politie eenheid Den Haag met bijlagen met nummers PL1500-2024148899 (doorgenummerd pagina 1 t/m 54) en PL1500-2024148560, PL1500-2024148870, PL1500-202414883, PL1500-2024148918 en PL1500-2024195151 (doorgenummerd pagina 55 t/m 157).
Feiten 1, 2 en 3
1.
De bekennende verklaring van de verdachte ten aanzien van de bedreiging, afgelegd op de terechtzitting van 4 november 2024:
Ik ging op een gegeven moment terug, ik pakte mijn spullen en zei: “Ik ga er vandoor.” Toen hebben we ruzie gemaakt. Ik ben schuldig aan de bedreiging, want ik zei: “Ik brand de flat af.”
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 11 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 8 en 9):
Ik wil aangifte doen van brandstichting en het vernielen van een raam. Op 11 mei was ik samen met mijn zoon [naam 2] en [de verdachte] in mijn woning te Katwijk. [de verdachte] wilde een filmpje laten zien. Ik zag op het filmpje dat [de verdachte] iemand verkrachtte. Omstreeks 15.00 uur ging [de verdachte] naar buiten. Door het filmpje was ik zo geschrokken dat ik besloot de voordeur op slot te doen. Omstreeks 15.05 uur hoorde ik hard een geluid bij de voordeur, het klonk als iemand die hard tegen de deur aan het slaan en schoppen was. Ik hoorde [de verdachte] roepen laat mij erin. Ik hoorde een harde klap en ik hoorde glas breken en het glas op de grond vallen. Ik ben toen naar de voordeur gelopen. Toen ik bij de voordeur stond zag ik dat [de verdachte] nog voor de deur stond. Ik zei tegen [de verdachte] dat hij weg moest gaan. Ik hoorde [de verdachte] zeggen dat hij het niet begreep en dat hij naar binnen wilde. Ik zag dat [de verdachte] een aansteker vast had. Ik hoorde [de verdachte] zeggen dat hij de hele flat plat ging branden. Ik ben toen weer weggelopen bij de voordeur. Ik rook een sterke brandlucht. Toen ik naar de voordeur toe liep zag ik witte rook bij mijn voordeur. Ik zag dat [de verdachte] naast een vuilniszak stond die op de overloop lag, ik zag dat de rook uit de vuilniszak kwam. Ik zei tegen [de verdachte] dat hij weg moest gaan. Ik zag dat hij de trap afliep. Ik heb toen mijn voordeur geopend en de brand geblust met water. Ik heb daarna meerdere malen op de zak gestapt.
3.
Het proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangeefster [naam 1] , opgemaakt op 11 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 11):
V: Wat was er gebeurd als u de vuilniszak niet had geblust?
A: Dan had de vuilniszak meer kunnen gaan branden, en had de brand over kunnen slaan op de voordeur van de woning. Omdat de woning op de vierde verdieping is had ik niet woning niet kunnen verlaten. Er is geen brandtrap aanwezig bij de flat. Ik deel de overgang met mijn overbuurman, deze was aanwezig op het moment dat de vuilniszak in de brand was gestoken. Als ik de brand niet had geblust had ook mijn overbuurman zijn woning niet kunnen verlaten.
4.
Het proces-verbaal van het verhoor van aangeefster [naam 1] door de rechter-commissaris, opgemaakt op 28 oktober 2024, voor zover inhoudende:
U vraagt mij waar ik stond toen ik de klap bij de voordeur hoorde. In de woonkamer. U zegt mij dat in mijn aangifte staat dat ik toen naar de voordeur ben gelopen en u vraagt mij wat ik toen zag. Ik zag dat het glas in de voordeur was gebroken en meneer [de verdachte] stond voor de voordeur.
Vervolgens zag ik witte rook omhoog komen, dat was van de vuilniszak. U, rechter-commissaris, vraagt mij waar ik stond toen ik dat zag. Achter de voordeur, binnen in de hal. U, raadsman, vraagt of ik gebroken glas zag. Ja, het lag helemaal over de vloer. U vraagt mij of ik kan aangeven waar het glas dan lag. In de woning.
U zegt mij dat ik zojuist heb verklaard dat ik witte rook zag en u vraagt mij waar ik
toen stond. Ik stond in mijn hal, achter mijn voordeur. Ik rook het ook. Ik heb gevraagd: “Heb je wat in brand gestoken?”.
U, raadsman, vraagt mij hoeveel tijd er zat tussen het zien van de rook en het
blussen. Een paar minuten. Volgens mij waren de vuilniszak en de inhoud aan het smelten. U, raadsman, vraagt mij of ik [de verdachte] zag toen ik de rook waarnam. Ja.
5.
Het proces-verbaal van het verhoor van getuige [naam 2] (zoon van aangeefster [naam 1] ) door de rechter-commissaris, opgemaakt op 28 oktober 2024, voor zover inhoudende:
[de verdachte] was naar beneden gegaan en toen kwam hij weer terug naar boven. Toen mijn moeder in de gang bij de deur stond, riep ze naar mij dat ik de brandweer en de politie moest bellen. Omdat het raam was ingeslagen en je zag allemaal rook naar binnen komen.
U vraagt mij waar ik was voordat het raam kapot ging en er brand ontstond. Toen was ik in de woonkamer. Toen heeft [de verdachte] binnen het filmpje laten zien. Toen ging hij naar beneden. Mijn moeder en ik hebben samen overlegd dat hij niet meer naar binnen mocht. We deden de deur dicht op de haak. Toen begreep [de verdachte] niet waarom hij niet meer naar binnen mocht. Hij bleef aankloppen. U vraagt mij waar ik toen was. Ik stond in de woonkamer en keek om het hoekje de gang in. [de verdachte] bleef schreeuwen en kloppen op de deur. Ik ben toen teruggelopen de woonkamer in, om mijn telefoon te pakken en toen hoorde ik dat hij het raam insloeg.
6.
Het proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige] (vriend van de verdachte), opgemaakt op 2 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 107):
Hij zat er al eventjes en hij klopte dus steeds harder. Toen had hij het raam eruit geslagen.
Feit 4
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van het informatief gesprek zeden met aangeefster [naam 3] , opgemaakt op 14 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 59):
In de ochtend van 24 april 2024 is [naam 3] met [naam 4] en [de verdachte] naar een vriendin van [de verdachte] gegaan, in Katwijk. [naam 3] is toen met [naam 4] en [de verdachte] in de schuur gaan zitten van deze vriendin. In deze schuur heeft [naam 3] ook nog even geslapen.
Afgelopen weekend belde [naam 6] [naam 3] en vertelde dat er een filmpje was waarop [naam 3] werd verkracht. Achteraf herinnert [naam 3] zich dat ze op woensdagochtend een raar gevoel had, haar vagina deed zeer, was meer rood, er was een beetje bloed en [naam 3] had meer afscheiding dan normaal.
2.
Het proces-verbaal van het verhoor van getuige [naam 1] door de rechter-commissaris, opgemaakt op 28 oktober 2024, voor zover inhoudende:
U, raadsman, vraagt mij op wat voor apparaat dat filmpje aan mij is getoond. De
telefoon van [de verdachte] . U vraagt mij of ik het filmpje helemaal heb afgekeken. Nee. Hij vermeldde zelf dat hij de rest beter niet kon laten zien. U zegt mij dat in het verslag van de politie staat dat ik zag dat [de verdachte] de vrouw daadwerkelijk penetreerde en u vraagt mij of dat klopt. Ja. U vraagt mij wat ik dan precies zag. Ik zag een vrouw op een bank, denk ik, liggen, helemaal buiten westen. Er kwam geen geluid meer uit, zal ik maar zeggen. [de verdachte] was die vrouw aan het penetreren, zo hard mogelijk, met alle geluiden van dien.
Iemand was aan het filmen. De stem herkende ik ook, dat was [getuige]. Op beeld zag ik [de verdachte] . [getuige] heb ik niet gezien.
3.
Het proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige] door de rechter-commissaris, opgemaakt op 28 oktober 2024, voor zover inhoudende:
We zaten op een kleine matras in de schuur en ik ben toen gaan staan. U, rechter-commissaris, vraagt wat zij dan deden. Zij deed niks. Zij was buiten bewustzijn. Hij begon op een gegeven moment aan haar te zitten. Het begon naar mijn idee met zijn hand tussen haar benen en toen heeft hij de knopen van haar broek geopend en ging met zijn hand erin en trok toen haar broek naar beneden.
Het feit dat ik filmde was al fout, maar we waren alle drie onder invloed. Het ging allemaal zo makkelijk, zoals ik het vanuit mijn positie bekeek. Er was geen tegenstribbelen ofzo, het gebeurde gewoon. Hij had gewoon seks met haar. U vraagt of ik gezien heb of zij doorhad wat er met haar gebeurde. Nee ze lag daar gewoon. U vraagt wat ik daarmee bedoel; of ik bedoel dat ze het wel doorhad of dat ze niks doorhad. Ik denk het tweede. U vraagt waarom het er naar uit zag dat ze niks doorhad. Omdat er geen beweging in zat. Toen ik weg ging was ze nog niet bij bewustzijn. U vraagt of haar ogen open of dicht waren toen [de verdachte] seks met haar had. Dicht.
Ik heb het filmpje zelf gelijk gewist van mijn telefoon, maar op het moment dat dat gebeurd was vroeg hij nog aan mij: wil jij nog? Toen zei ik: ben je gek ofzo? Wat denk je zelf. Toen zei hij: nu ben je getuige van een verkrachting.
U zegt dat ik heb verklaard dat zijn penis in haar vagina ging en vraagt of ik dit heb gezien. Ja, dat heb ik gezien. Ik heb die hele handeling op de film staan. Zij
lag op haar zijkant en hij lag er een beetje schuin achter en heeft haar broek naar
beneden getrokken tot haar laarzen en heeft hij haar van de zijkant gepenetreerd.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen (appgesprek tussen de verdachte en getuige [getuige] van 24 april 2024), opgemaakt op 18 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 123 en 124):
Getuige stuurt naar verdachte ->
- En ze heb niks doorgehad
Verdachte stuurt naar getuige ->
- Neeee niks
- Dat maakt het juist zo echt
- Stuuuur, Met mij in de hoofdrol
- Ik wil mijzelf in actie zien op dat levenloze lichaam
Getuige stuurt naar verdachte ->
- Was ze dus wel out gegaan
- Ka niet anders
Verdachte stuurt naar getuige ->
- Dit is idd niet gespeeld
- Knap dat jij je lusten kom bedwingen
5.
Het proces-verbaal van bevindingen (uitschrijven filmpje van 24 april 2024), opgemaakt op 20 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 115 t/m 117):
Ik zag twee personen in beeld. Ik zag een vrouw liggen op haar rug. Ik zag dat het leek alsof haar slip opzij geschoven zat, dus naar de linkerkant. Ik zag dat de benen van de vrouw iets gespreid lagen.
Ik zag dat op de vrouw een man lag. Ik zag dat zijn billen bloot waren. Ik zag dat zijn broek halverwege zijn bovenbenen hing. Ik zag dat de man op en neer gaande bewegingen maakte met zijn billen. Ik zag dat dit snelle korte bewegingen waren. Hierdoor had ik het vermoeden dat hij de vrouw penetreerde met zijn geslachtsdeel in haar vagina. Dit omdat de slip opzij geschoven leek te zijn en zijn geslachtsdeel ter hoogte van haar vagina was. Ik hoorde dat de man een versnelde ademhaling had. Ik hoorde de man kreunende geluiden maken. Ik zag dat de vrouw in dezelfde positie bleef liggen, ik zag dat zij niet reageerde op de bewegingen van de man. Ik zag dus dat haar arm stil naast haar lichaam bleef liggen. Ik zag dat haar hoofd naar rechts gericht bleef. Ik zag dat haar ogen gesloten bleven. Ik hoorde van de vrouw geen geluid. Hierdoor had ik het vermoeden dat de vrouw slapende was, dan wel buiten bewustzijn.
Parketnummer 09/156936-24
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023303264, van de politie eenheid Den Haag (genummerd pagina 1 t/m 55), met bijlage.
Feiten 1 en 2
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] , opgemaakt op 27 september 2023, voor zover inhoudende (p. 7 en 8):
Ik doe aangifte van diefstal en vervalsing van mijn overschrijvingsformulier. Op 14 september 2023 heb ik een overschrijvingsformulier geschreven. Bij het bedrag
voor de overschrijving heb ik 100,- euro ingevuld. Ik wilde 100,- euro overschrijven, omdat de rekeninghouder mij dat gevraagd had. Deze rekeninghouder zou [de verdachte] heten en had mij via WhatsApp benaderd. [de verdachte] had mij beloofd die 100,- euro binnenkort terug te geven. Ik kreeg van [de verdachte] een foto doorgestuurd dat hij 1.003,31 euro in het rood stond. Op 15 september kwam [de verdachte] bij mij thuis, in Katwijk. Ik heb toen het overschrijvingsformulier van de bank niet aan [de verdachte] gegeven. Ik zag dat [de verdachte] zelf het formulier pakte en wegrende.
Ik denk dat het 18 september was dat ik zag dat er 980,- euro van mijn rekening
afgeschreven was. Ik heb dit tegen mijn broer verteld en die heeft de Rabobank
gebeld.
In de tijd dat ik met [de verdachte] appte, heb ik een foto van hem ontvangen. Deze foto voeg
ik bij mijn aangifte.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen (herkenning verdachte van foto op telefoon van aangever [naam 5] ), opgemaakt op 28 september 2023, voor zover inhoudende (p. 14):
Bij het zien van deze foto herkende ik de man op de foto direct en voor de volle 100
procent als: [de verdachte] geboren op 25-01-1991 te Leiden.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen (appgesprek tussen de verdachte en aangever [naam 5] ), opgemaakt op 15 november 2023, voor zover inhoudende (p. 21):
Verdachte stuurt naar aangever ->
- Heb jij aangifte gedaan tegen mij
- Trek die aangifte in dan hou ik weer van je
Aangever stuurt naar verdachte ->
- Ja je 980 euro
Verdachte stuurt naar aangever ->
- Als je geen aangifte had gedaan had ik alles terug kunnen betalen uit mn eigen zak
- Maar jij koos ervoor om de politie erbij te halen.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen (beschrijving drie overschrijvingskaarten die zouden zijn vervalst, waaronder de onderhavige overschrijvingskaart), opgemaakt op 17 maart 2024 (p. 29):
Een paar zaken die opvallen zijn:
- Bij het bedrag van 980 euro is de i van INGB geschreven als een enkel verticaal
streepje, terwijl bij de andere overschrijvingen deze met een boven en onder
streepje (I) geschreven wordt.
- [de verdachte] wordt op de overschrijving van 980 euro in losse letters geschreven,
terwijl op de andere overschrijvingen ree van de naam aan elkaar geschreven wordt.
- De K van de naam wordt ook op deze overschrijvingskaarten anders geschreven alsof de K een samenstel is van een L en C. Op de andere overschrijvingskaart is het echt een K.
- De i in betaling lening op overschrijving van 980 euro wordt met een klein boogje
onder geschreven, terwijl op de andere kaarten dat niet zo is.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen (appgesprek van 25 april 2024 tussen de verdachte en een derde persoon), opgemaakt op 5 augustus 2024, voor zover inhoudende (bijlage):
Verdachte stuurt naar derde ->
- Ik heb cheque fraude gepleegd en werd vastgezet voor valsheid in geschriften.
- Duizenden euro's heb ik gepakt daarmee
- Maar ben gepakt
- Wis deze chat ajb zodra je t heb gelezen want ze hebben me vrijgelaten vanwege gebrek aan bewijs. Maar ben eerlijk met jou
- Het ging zo makkelijk ?
- Van een 1 maakte ik een 7
- En van een 0 een 8
- Dan kun je van 100 euro 788 maken
- Het was te verleidelijk & die vent heeft tonne op zn rekening
Derde stuurt naar verdachte ->
- Wat heb je met dat geld gedaan
Verdachte stuurt naar derde ->
- Jaaa bn los gegaan & veel getrakteerd
Parketnummer 09/103216-24
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024035098, van de politie eenheid Den Haag (genummerd pagina 1 t/m 33).
1.
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 4 november 2024:
U vraagt mij naar de winkeldiefstal bij de Albert Heijn van 2 februari 2024. Ik ben schuldig, daar ga ik niet omheen draaien. U houdt mij voor dat dit om de volgende zaken gaat: garnalen, zalmfilet, Red Bull, gin en een aansteker. Ik ga er niet om liegen. Ik ben schuldig en ik ben rustig gebleven.
2.
Het proces-verbaal van aangifte namens Albert Heijn, opgemaakt op 2 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 6):
De verdachte passeerde de kassa bij de Albert Heijn aan de Hooigracht 85 te Leiden, zonder de goederen ter betaling aan te bieden. Alle spullen zaten verstopt in de zakken van zijn jas. Ik heb de verdachte aangehouden op 02-02-2024. De volgende goederen zijn bij de diefstal weggenomen: garnalen, zalmfilet, Red Bull, Sloane Gin, Cricket wegwerp aanstekers.
3.
Het proces-verbaal van het verhoor van de verdachte, opgemaakt op 2 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 31 en 32):V: Wat wil je zelf verklaren?
A: Ik wil verklaren dat ik op het moment gepakt werd vrijwillig meewerkte en toegaf wat ik had gedaan. De beelden liegen niet. Ik wil ook verklaren dat dit de laatste keer is dat ik steel en in het vervolg al mijn boodschappen netjes afrekenen en hier nooit meer terug kom.
V: Hoe heb je de goederen weggenomen?
A: Ik heb ze in mijn binnenzak gestopt.
V: Je was van plan om de spullen te stelen?
A: ja, ik was niet van plan om ze af te rekenen inderdaad.
V: Wat heb je allemaal gestolen?
A: Vooral eten en drinken. Juist omdat ik een beetje dakloos ben de laatste tijd wil ik me zelf toch af en toe verwennen. Dat is natuurlijk niet de beste manier. Ik wilde het weekend even goed beginnen maar ja nu zit ik hier.
O: Ik laat je de kassabon zien, met een totaal waarde van 102,32 euro aan
gestolen goederen.
V: Had je dit gestolen?
A: Daar stond ik van te kijken, ja maar dat had ik gestolen. Ik was voorbij de kassa
maar nog niet uit de winkel. Maar ja, dat is stelen.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Brandstichting, vernieling en bedreiging (dagvaarding I, feit 1, 2 en 3)
Ten aanzien van de bedreiging stelt de rechtbank vast dat de verdachte dit bewezenverklaarde feit ter zitting heeft bekend (bewijsmiddel 1) en daarna niet anders heeft verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde brandstichting en vernieling. Daartoe heeft hij aangevoerd dat aangeefster [naam 1] , een ex-vriendin van verdachte, deze gedragingen zelf heeft verricht en uit wraak naar verdachte, verdachte hiervan beschuldigt. De onterechte beschuldiging blijkt onder meer uit het feit dat de aangeefster bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij, nadat verdachte het raam zou hebben ingeslagen, zelf met een paardrijlaars tegen het kapotte raam sloeg om verdachte weg te jagen. Dit is volgens de raadsman onaannemelijk. Ook klopt de verklaring van de aangeefster over de witte rook niet. Als een plastic vuilniszak brandt, krijg je namelijk zwarte rook, aldus de raadsman.
De verklaring van de verdachte dat aangeefster [naam 1] zelf schuldig is aan de brandstichting en de vernieling van de ruit, schuift de rechtbank als onaannemelijk terzijde. De verklaringen van de aangeefster en getuige [naam 2] zijn consistent en geven de opeenvolgende gebeurtenissen logisch weer. Zo hebben zowel de aangeefster als de getuige verklaard dat zij zich in de woonkamer bevonden toen het raam werd ingeslagen. De alternatieve verklaring van de verdachte rijmt daarnaast niet met het overige verloop van gebeurtenissen, zoals het bonzen op de deur door de verdachte, hetgeen ook is bevestigd door getuige [getuige] , het uiten van de bedreiging door de verdachte en hetgeen is voorgevallen met betrekking tot het getoonde filmpje.
Ten aanzien van de brandstichting overweegt de rechtbank het volgende. Uit de verklaringen van aangeefster [naam 1] (bewijsmiddel 2 en 4) en getuige [naam 2] (bewijsmiddel 5) in combinatie met de verklaring van de verdachte dat hij destijds riep “Ik brand de flat af.” (bewijsmiddel 1) leidt de rechtbank af dat de verdachte op 11 mei 2024 opzettelijk met een aansteker een vuilniszak en de inhoud daarvan in brand heeft gestoken. De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of van de brand gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. De rechtbank dient daarvoor te beoordelen of dat gevaar ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest. De rechtbank acht bewezen dat er gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. Zo stichtte de verdachte de brand in een kleine portiek en beschikte het appartement van de aangeefster niet over een brandtrap of nooduitgang (bewijsmiddel 3). Hiermee ontstond gevaar voor de portiek en de (goederen in de) appartementen. Daarnaast ontstond levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor aangeefster [naam 1] en haar zoon [naam 2] en bewoners van omliggende appartementen. Gelet op het voorgaande was het naar het oordeel van de rechtbank ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar dat gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan.
Ten aanzien van de vernieling overweegt de rechtbank het volgende. Uit de verklaringen van aangeefster [naam 1] (bewijsmiddel 2 en 4) en getuigen [naam 2] (bewijsmiddel 5) en [getuige] (bewijsmiddel 6) blijkt dat de verdachte op 11 mei 2024 opzettelijk de ruit van de woning van aangeefster [naam 1] heeft vernield.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Seksueel binnendringen bij bewusteloze (dagvaarding I, feit 4)
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat de verdachte aangeefster [naam 3] heeft gedrogeerd met het oog op seksueel binnendringen bij deze aangeefster. De verdachte zal dan ook van dit onderdeel worden vrijgesproken.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij aangevoerd dat aangeefster [naam 3] niet daadwerkelijk buiten bewustzijn was, maar dat dit slechts werd gespeeld. Al met al zouden de verdachte, de aangeefster en getuige [getuige] deze situatie in scène hebben gezet en is deze door getuige [getuige] gefilmd. Daarnaast kan volgens de raadsman niet worden bewezen dat de verdachte de aangeefster daadwerkelijk gepenetreerd heeft.
De rechtbank volgt de verdediging niet. De verklaring dat het filmpje een toneelstuk betreft, is in strijd met de gebezigde bewijsmiddelen. Dat de verdachte op het filmpje in beeld is staat niet ter discussie. Uit de beschrijving van de seksuele handelingen op het filmpje door getuigen [naam 1] (bewijsmiddel 2) en [getuige] (bewijsmiddel 3) en de politie (bewijsmiddel 5), blijkt dat de verdachte seksueel binnendringt bij aangeefster [naam 3] en dat de aangeefster op dat moment buiten bewustzijn is. Daarnaast blijkt uit de verklaring van getuige [getuige] (bewijsmiddel 3) en het chatgesprek tussen de verdachte en getuige [getuige] (bewijsmiddel 4) dat de verdachte wist dat aangeefster [naam 3] in een staat van bewusteloosheid verkeerde, en desondanks meerdere handelingen bij haar verrichtte, waaronder het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Valsheid in geschrifte en witwassen (dagvaarding II, feit 1 en 2)
Ten aanzien van deze feiten heeft de raadsman allereerst betoogd dat de verklaring van aangever [naam 5] (bewijsmiddel 1) niet voor het bewijs gebruikt zou kunnen worden. De verklaring van aangever [naam 5] is volgens de raadsman het enige bewijsmiddel om voor deze feiten tot een bewezenverklaring te komen, maar de verdediging heeft niet de kans gehad om deze aangever te ondervragen. De rechter-commissaris heeft namelijk afgezien van het horen van [naam 5] als getuige.
De rechtbank volgt de verdediging hierin niet en zal de verklaring van aangever [naam 5] voor het bewijs gebruiken. Uit het proces-verbaal van de rechter-commissaris van 1 november 2024 blijkt dat de rechter-commissaris zich heeft ingespannen om deze aangever te horen, maar dat het onaannemelijk is dat de aangever op enige wijze kan worden uitgenodigd voor een getuigenverhoor. De aangever heeft namelijk afwijzend gereageerd op appberichten van de griffier van de rechtbank, en uit contact met de broer van de aangever blijkt dat de aangever doofstom is, het niveau van een kind heeft en niet in staat is om op een laptop te typen. Een dergelijke onuitvoerbaarheid is een reden om een voorgenomen verhoor alsnog af te gelasten. Daarnaast wordt de aangifte ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals het appgesprek tussen de verdachte en de aangever (bewijsmiddel 3), het proces-verbaal van bevindingen (bewijsmiddel 4) en het appgesprek tussen de verdachte en een derde persoon (bewijsmiddel 5). De verklaring van [naam 5] staat dan ook niet op zichzelf, maar vindt steun in de andere bewijsmiddelen.
Hoewel het genoemde bedrag van 788 euro (bewijsmiddel 5) niet overeenkomt met het bedrag in de tenlastelegging, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen dat de verdachte de overschrijvingskaart van de aangever heeft vervalst door het bedrag te veranderen, de overschrijvingskaart heeft gebruikt, en het op die wijze verkregen bedrag vervolgens heeft uitgegeven.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 2. ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
parketnummer 09/157817-24
feit 1
hij op 11 mei 2024 te Katwijk,
opzettelijk brand heeft gesticht,
- door open vuur in aanraking te brengen met een in de portiek aanwezige vuilniszak en inhoud van deze vuilniszak,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten een gemeenschappelijke portiek en de daaraan gelegen woningen en de inboedel in die woningen en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen, te weten de bewoners van de woningen in genoemd
eportiek (waaronder [naam 1] en [naam 2] )
te duchten was;
feit 2
hij op 11 mei 2024 te Katwijk opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een voordeur, die geheel aan [naam 1] toebehoorde heeft vernield;
feit 3
hij op 11 mei 2024 te Katwijk,
[naam 1] en [naam 2] heeft bedreigd met
brandstichting,
door tegen die [naam 1] en [naam 2] te zeggen dat hij ‘de hele flat zou gaan platbranden’;
feit 4
hij op 24 april 2024 te Katwijk, met [naam 3] , van wie hij, verdachte wist dat deze
in staat van bewusteloosheid verkeerde,
handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 3] , te weten
- het spreiden van de benen van die [naam 3] en
- het opzij schuiven van de onderbroek van die [naam 3] en
- het brengen en houden en heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam 3] ;
parketnummer 09/156936-24
feit 1
hij omstreeks 14 september 2023 te Katwijk, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een overschrijvingskaart heeft vervalst, door het geldbedrag op de voornoemde overschrijvingskaart aan te passen met het oogmerk om het als echt en
onvervalst te gebruiken;
feit 2
hij omstreeks 14 september 2023, te Katwijk, een geldbedrag van 980 euro
voorhanden heeft gehad en daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat dit geldbedrag voor een gedeelte van 880 euro onmiddellijk, afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
parketnummer 09-103216-24
hij op 2 februari 2024 te Leiden
- Zalmfilet;
- AH garnalen;
- AH scharrel;
- Red Bull;
- Sloane;
- Cricket eco, in elk geval enig goed, die geheel aan Albert Heijn toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest. Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel (GVM) wordt opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de verzochte vrijspraak voor het merendeel van bovengenoemde feiten, de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht een voldoende passende straf is. Mochten meer feiten worden bewezen, dan rechtvaardigen deze volgens de verdediging een maximale gevangenisstraf van 18 maanden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende feiten. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting en bedreiging bij de voordeur van de op de vierde verdieping van een appartementencomplex gelegen woning van zijn voormalige partner toen hij niet langer welkom was in die woning. Daarnaast heeft hij het raampje van de voordeur ingeslagen. De verdachte wist dat zijn voormalig partner en haar zoon in de woning waren. Door de brandstichting ontstond gevaar voor goederen, en daarnaast levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aangeefster [naam 1] , haar zoon [naam 2] en bewoners van de omliggende appartementen. De verdachte heeft met zijn handelen onaanvaardbare risico’s genomen en de bewoners van het appartementencomplex in (potentieel) levensgevaar gebracht. Gelukkig is de brand snel gedoofd en is daarom verder gevaar achterwege gebleven. Dat is te danken aan de alerte reactie van de aangeefster.
Door de bedreiging en vernieling heeft de verdachte een onveilig gevoel veroorzaakt bij aangeefster [naam 1] en haar zoon [naam 2] . De vernieling veroorzaakte daarnaast vermogensschade, kostte tijd en leidde tot ergernis.
Daarnaast heeft de verdachte seksuele handelingen gepleegd met een bewusteloze vrouw, aangeefster [naam 3] , waaronder binnendringen. Voor de verdachte was duidelijk dat zij in een hulpeloze toestand verkeerde. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij op deze verwerpelijke wijze misbruik heeft gemaakt van de hulpeloze toestand waarin de aangeefster op dat moment verkeerde. Er was sprake van een vernederende setting, wat onder meer blijkt uit de opmerkingen die de verdachte over de aangeefster heeft gemaakt tijdens de seksuele handelingen, en ook nadien in appgesprekken. Bovendien is de gebeurtenis gefilmd en aan anderen getoond. Verdachte heeft met zijn handelen een grove en ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangeefster. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lang last daarvan kunnen ondervinden.
Ook heeft de verdachte, door het vervalsen van een overschrijvingskaart van aangever [naam 5] , valsheid in geschrifte en eenvoudig witwassen gepleegd. Hierbij heeft de verdachte voor zijn eigen financiële gewin misbruik gemaakt van de kwetsbare toestand van de aangever, en daarover opgeschept in een appgesprek.
De verdachte heeft tevens een winkeldiefstal gepleegd. Hiermee heeft de verdachte getoond geen respect te hebben voor andermans eigendom en heeft hij overlast veroorzaakt voor de werknemers van de winkel waar hij stal.
De rechtbank vindt het ten slotte verontrustend dat de verdachte de brandstichting, vernieling, het seksueel binnendringen bij een bewusteloze, de valsheid in geschrifte en het eenvoudig witwassen ontkent, en daarmee geen verantwoordelijkheid lijkt te willen nemen voor deze feiten.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 3 juli 2024. Daaruit volgt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en meerdere behandelingen heeft ondergaan. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten onder invloed van alcohol en andere middelen, waaronder huiselijk geweld tegen aangeefster [naam 1] . Ook weegt de rechtbank ten nadele van de verdachte mee dat hij eerder is veroordeeld voor een zedendelict, namelijk het bezit van kinderporno.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapportage pro Justitia over de verdachte van 2 september 2024, opgesteld door L. Stam MSc, GZ-psycholoog. Deze rapportage is opgesteld ten aanzien van de tenlastelegging met parketnummer 09/157817-24. De psycholoog concludeert dat bij de verdachte sprake is van psychische problematiek in de vorm van een posttraumatische stressstoornis (PTSS), antisociale persoonlijkheidsstoornis, stoornissen in het gebruik van GHB, alcohol, cocaïne en benzodiazepinen, en een gokstoornis. Deze problematiek was tijdens het onderzoek van de psycholoog aanwezig, maar ook ten tijde van het ten laste gelegde.
Aangezien de verdachte eerder onder invloed van alcohol en andere middelen tot geweldsdelicten is gekomen, mag volgens de psycholoog van hem worden verwacht dat hij voldoende op de hoogte is van de uitwerking daarvan op zijn gedrag. De verdachte gebruikt alcohol en drugs echter bij wijze van vermijdende coping om negatieve emoties te vermijden en heeft stoornissen in het gebruik ontwikkeld. Zijn gedragskeuzes daarover kan hij dan ook niet meer volledig uit vrije wil bepalen. De psycholoog adviseert de rechtbank om de eerste drie feiten van de tenlastelegging met parketnummer 09/157817-24 (de brandstichting, vernieling en bedreiging), indien bewezen geacht, in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Aangezien de verdachte zich ten aanzien van het vierde feit (seksueel binnendringen bij een bewusteloze) op zijn zwijgrecht heeft beroepen, kan de psycholoog geen advies over de mate van toerekening voor dit feit geven.
De psycholoog veronderstelt een hoog recidiverisico, waarbij voornamelijk aan bedreiging en/of vernieling wordt gedacht. Ten slotte adviseert de psycholoog om behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel op te leggen, gerelateerd aan reclasseringstoezicht.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het advies van GGZ Reclassering Fivoor van 21 oktober 2024. Ook dit advies is opgesteld ten aanzien van de tenlastelegging met parketnummer 09/157817-24.
De reclassering stelt dat het risico op recidive wordt ingeschat als hoog, het risico op letsel wordt ook ingeschat als hoog en het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte om hem een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: meldplicht bij reclassering, opname in een zorginstelling (en daarna ambulante behandeling in combinatie met begeleid wonen of maatschappelijke opvang), contactverbod met de slachtoffers in deze zaak, en meewerken aan middelencontrole.
De verdachte heeft op zitting verklaard volledig mee te willen werken aan alle geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Nu de conclusies en adviezen van de psycholoog gedragen worden door haar bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, legt de rechtbank die conclusies mede aan haar oordeel over de straftoemeting ten grondslag. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Strafmodaliteit en strafmaat
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Alles afwegende, en rekening houdende met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, acht de rechtbank een gevangenisstraf van vier jaren passend en geboden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank zal een deel van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van drie jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen. Een GVM acht de rechtbank in onderhavige situatie niet proportioneel.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

7.1.
De vordering van de officier van justitie
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de bij parketnummer 09/135267-24 door de politierechter van de rechtbank Den Haag op 22 april 2024 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van zes dagen, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet verzet tegen toewijzing van de vordering.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 63, 157, 225, 243, 285, 310, 350, 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 2. ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
parketnummer 09/157817-24
ten aanzien van feit 1:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
ten aanzien van feit 3:
bedreiging met brandstichting
ten aanzien van feit 4:
met iemand van wie hij weet dat hij in staat van bewusteloosheid verkeert, handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
parketnummer 09/156936-24
ten aanzien van feit 1:
valsheid in geschrift en opzettelijk gebruikmaken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst
ten aanzien van feit 2:
eenvoudig witwassen
parketnummer 09/103216-24
diefstal
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
4 (VIER) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
182 (HONDERDTWEEËNTACHTIG) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
3 (DRIE) JARENvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met slachtoffers [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 5] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor, op het adres Johanna Westerdijkplein 40 te Den Haag, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onthoudt van het gebruik van drugs en alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek, urineonderzoek en/of ademonderzoek. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
- zich gedurende het eerste jaar van de proeftijd, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, laat opnemen in de Forensische Psychiatrische Kliniek van GGZ Drenthe Forensische Psychiatrie te Assen, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van deze instelling worden gegeven. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de
zorginstelling dat nodig vindt;
- zich na de opname in de intramurale instelling onder behandeling stelt van Forensisch Ambulant Centrum Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens de zorgverlener aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn PTSS, antisociale persoonlijkheidsstoornis, stoornissen in het gebruik van GHB, alcohol, cocaïne en benzodiazepinen, en gokstoornis. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- na opname in de intramurale instelling verblijft in een instelling voor beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zich houdt aan de huisregels en het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging:
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 22 april 2024 gewezen onder parketnummer 09/135267-24, te weten een gevangenisstraf voor de duur van
6 (ZES) DAGEN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Dantuma-Hieronymus, voorzitter,
mr. F.C. Berg, rechter,
mr. A. van Welie, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Aksu, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 november 2024.
Mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.