ECLI:NL:RBDHA:2024:18955

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
NL24.31573
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Egyptische eiser met psychische klachten door de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Egyptische nationaliteitdrager, heeft op 24 maart 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland, waarbij hij psychische problemen aanvoert als gevolg van zijn zware jeugd. De aanvraag is op 8 augustus 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als ongegrond. Eiser heeft beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 18 oktober 2024. De rechtbank heeft overwogen dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, maar dat zijn asielrelaas geen relevante elementen bevat die leiden tot een verblijfsvergunning. Eiser heeft aangevoerd dat het besluit onbevoegd is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, maar de rechtbank oordeelt dat dit gebrek kan worden gepasseerd omdat de minister het besluit volledig voor zijn rekening neemt. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er gronden zijn voor het verlenen van een asielvergunning, en dat zijn psychische klachten niet leiden tot een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Egypte. Het beroep is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 875.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.31573

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. J. de Jong),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Procesverloop

Bij besluit van 8 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1994 en de Egyptische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 24 maart 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Hij heeft hieraan, kort weergegeven, ten grondslag gelegd dat hij door zijn zware jeugd psychische problemen heeft. Hij stelt in Egypte in een psychiatrische instelling te hebben gezeten en gediagnosticeerd te zijn met een bipolaire stoornis. Bij terugkeer naar Egypte vreest eiser voor het ontbreken van stabiliteit en veiligheid en voor veel verantwoordelijkheid.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. [1] Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Het overige asielrelaas bevat geen relevant element, omdat dit niet raakt aan het Vluchtelingenverdrag [2] of aan artikel 3 van het EVRM. [3] Eiser verklaart namelijk vanwege economische en medische omstandigheden te zijn vertrokken uit Egypte. Met het bestreden besluit heeft verweerder ook beslist dat eiser geen reguliere verblijfsvergunning krijgt. Eiser krijgt geen uitstel van vertrek om medische redenen.
3. Eiser stelt dat zowel het voornemen als het bestreden besluit ten onrechte zijn genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Sinds 2 juli 2024 ligt deze bevoegdheid bij de minister van Asiel en Migratie, waardoor het bestreden besluit niet in stand kan blijven. Verder meent eiser dat er wel degelijk aanleiding bestaat om aan hem een verblijfsvergunning asiel dan wel humanitair te verlenen. Eiser stelt dat hij het leven in Egypte niet aan kan, hij is psychisch kapot gemaakt. Eiser heeft aangegeven dat hij in Egypte opgenomen is geweest in een psychiatrische instelling. Dat de overgelegde verklaring van de psychiater met de hand is geschreven doet volgens eiser niet ter zake. Hij vreest bij terugkeer naar Egypte in dezelfde situatie terecht te komen en verweerder betwist niet dat hij dan dezelfde klachten zal krijgen. Daarom stelt eiser dat wel degelijk sprake is van een dreigende schrijnende situatie op grond waarvan een verblijfsvergunning humanitair kan worden verleend.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Eiser heeft terecht aangevoerd dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, nu diens bevoegdheid met ingang van 2 juli 2024 is overgegaan op de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank zal dit gebrek echter passeren omdat de minister van Asiel en Migratie het bestreden besluit volledig voor zijn rekening neemt en niet is gebleken dat eiser op enigerlei wijze in zijn belang is geschaad.
5. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er in zijn geval gronden zijn voor het verlenen van een asielvergunning. Voor zover eiser zich beroept op zijn psychische problematiek geldt dat dit gelet op het arrest M'Bodj [4] niet kan leiden tot het verlenen van een asielvergunning. In de besluitvorming heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat uit eisers verklaringen niet blijkt dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft, waardoor hij niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. Ook is eisers situatie niet zodanig dat hij bij terugkeer naar Egypte een reëel risico op ernstige schade loopt. Eiser krijgt daarom ook geen verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiser heeft een en ander in beroep niet weerlegd.
6. Verweerder is op grond van de artikelen 3.6a, en 3.6ba van de Vb [5] bevoegd tot het ambtshalve verlenen van een verblijfsvergunning regulier. [6] Eiser heeft in dit kader aangevoerd dat hij psychische klachten heeft ervaren in Egypte en bij terugkeer vreest voor een terugval, terwijl hij geen geld heeft voor een behandeling.
7. Voor zover eiser in beroep stelt dat zijn eerdere psychische problematiek een schrijnende situatie oplevert, zoals bedoeld in artikel 3.6ba van het Vb, heeft verweerder gemotiveerd dat niet is gebleken van het vereiste samenstel van bijzondere omstandigheden tijdens eisers verblijf in Nederland. Daarbij heeft verweerder onweersproken gesteld dat eiser op dit moment medische klachten heeft waarvoor hij behandeld wordt. Uit het onderzoek door Medifirst is evenmin gebleken van medische klachten. Nu eiser overigens geen individuele feiten of omstandigheden heeft gesteld, heeft verweerder dan ook af kunnen zien van het ambtshalve verlenen van een reguliere verblijfsvergunning op humanitaire gronden.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Vanwege het in rechtsoverweging 4 geconstateerde gebrek veroordeelt de
rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de
rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde
beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875 (1 punt voor het indienen van het
beroepschrift, met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 875
(achthonderdvijvenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan op 15 november 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens
bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag
waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (1951).
3.Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
4.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 18 december 2014, ECLI:EU:C:2014:2452.
5.Vreemdelingenbesluit 2000.
6.Zoals bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, Vw.