In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 11 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen de maatregel van bewaring van 30 september 2024 beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat de minister van Asiel en Migratie de maatregel op 26 oktober 2024 heeft opgeheven. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R.T. Laigsingh, heeft beroep aangetekend tegen deze maatregel, die volgens hem onrechtmatig was. De rechtbank heeft op 5 november 2024 de zaak behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen.
De rechtbank onderzoekt of de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld in de periode tussen de strafrechtelijke aanhouding van eiser op 28 september 2024 en zijn uiteindelijke uitzetting op 26 oktober 2024. Eiser stelt dat de minister te lang heeft gewacht met het nemen van uitzettingsmaatregelen. De rechtbank concludeert echter dat de minister zijn inspanningsverplichting niet heeft geschonden, gezien de relatief korte duur van de strafrechtelijke detentie en de stappen die zijn ondernomen voor de uitzetting.
De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt dat er geen grond is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de bewaring, en dat de minister adequaat heeft gehandeld in het proces van uitzetting. De beslissing van de rechtbank is bekendgemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.