ECLI:NL:RBDHA:2024:18884

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
NL24.40362
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring opgelegd aan eiser door de Minister van Asiel en Migratie. Eiser, die de Britse en Ghanese nationaliteit heeft, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van 16 oktober 2024, waarin de maatregel van bewaring werd opgelegd op basis van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. Tijdens de zitting op 21 oktober 2024 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is de minister vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de argumenten van eiser en de minister gehoord, waarbij eiser onder andere aanvoerde dat de detentie zwaar voor hem is vanwege medische problemen en dat hij bereid is zijn vertrek naar Canada zelf te betalen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister ten onrechte een bepaalde grond voor de maatregel van bewaring heeft gehanteerd, maar heeft ook geconcludeerd dat andere gronden voldoende gemotiveerd zijn en de maatregel kunnen dragen. De rechtbank oordeelde dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en dat de medische zorg in het detentiecentrum gelijkwaardig is aan de zorg in de vrije maatschappij. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 25 oktober 2024, en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.40362
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V nummer] , eiser, (gemachtigde: mr. A.A. Hardoar),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister, (gemachtigde: S. Kowsari).

Procesverloop

Bij besluit van 16 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 21 oktober 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Egei. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Britse en Ghanese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1955.
Gronden van de maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. De minister heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser heeft alle zware en lichte gronden betwist. De minister heeft ter zitting medegedeeld dat hij grond 3i niet langer handhaaft.
4. De rechtbank is van oordeel dat de minister ten onrechte grond 3a aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd. De motivering van deze grond ziet alleen op het feit dat burgers van Ghana bij inreis in Nederland in het bezit dienen te zijn van een geldig visum, dan wel van een machtiging voorlopig verblijf en een geldig paspoort. Pas ter zitting heeft de minister nader gemotiveerd dat dit ook geldt voor een Brits staatsburger die beoogt langer dan drie maanden in Nederland te verblijven. Een alsnog ter zitting gegeven motivering kan echter niet door de rechtbank worden betrokken bij de toetsing van de maatregel.1 Omdat de grond onvoldoende gemotiveerd is, kan deze eiser niet worden tegengeworpen.
5. De rechtbank is verder van oordeel dat de zware grond 3c en de lichte gronden feitelijk juist en voldoende gemotiveerd zijn en de maatregel van bewaring kunnen dragen. Op 18 november 2023 is eiser een terugkeerbesluit opgelegd met een vertrektermijn van 0 dagen. Daarin staat dat eiser moet terugkeren naar Ghana of het Verenigd Koninkrijk. Eiser heeft geen gevolg gegeven aan het terugkeerbesluit van 18 november 2023. Ook staat eiser niet ingeschreven in de Basisregistratie personen. Verder heeft eiser niet aangetoond dat hij voldoende middelen van bestaan heeft, bijvoorbeeld door het overleggen van documenten van zijn bankrekening. In het gehoor voorafgaande aan de bewaring heeft eiser nog verklaard dat hij in het bezit is van € 45,- en afhankelijk is van het COA. De beroepsgrond slaagt niet.

Lichter middel

6. Eiser voert aan dat de minister had moeten volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Eiser verbleef al lange tijd op het AZC in Echt, waar hij in beeld was van de overheid. De detentie wordt door eiser als erg zwaar ervaren, mede vanwege zijn medische problemen. Bovendien is eiser in staat en bereid om zijn vertrek naar Canada zelf te betalen. Hij heeft namelijk geld staan op een bank in Zürich.
7. De rechtbank oordeelt dat de minister in de aangevoerde omstandigheden geen aanleiding hoeft te zien om een lichter middel op te leggen. Uit de gronden van de maatregel van bewaring en de motivering daarvan volgt, zoals eerder is overwogen, dat er een risico is dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Over de medische situatie van eiser heeft de minister terecht overwogen dat de medische zorg in het detentiecentrum gelijkwaardig is aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij. De beroepsgrond slaagt niet.

Ambtshalve toetsing

8. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van
1. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 8 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2156.
de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
25 oktober 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.