ECLI:NL:RBDHA:2024:18876
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vervolgberoep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring van de Minister van Asiel en Migratie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring die door de Minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De eiser, van Algerijnse nationaliteit, had op 15 juni 2024 de maatregel van bewaring opgelegd gekregen op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, waarbij de minister een voortgangsrapportage heeft overgelegd en een verweerschrift heeft ingediend. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was.
Eiser voerde aan dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering was en dat de minister onvoldoende voortvarend handelde. Hij stelde dat, ondanks een geboekte vlucht met escorts, de minister er niet in was geslaagd om hem uit te zetten. De rechtbank overwoog dat eiser de plicht heeft om actief mee te werken aan zijn uitzetting en dat de reden voor de weigering van de gezagvoerder op de vlucht van 10 oktober 2024 aan eiser zelf te wijten was. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan de voortgang van de uitzetting te twijfelen, aangezien de minister een nieuwe vlucht had geboekt voor 13 november 2024.
De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was en dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het moment van het sluiten van het onderzoek. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.