In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 september 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring die op 14 mei 2024 door de Minister van Asiel en Migratie aan eiser is opgelegd. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 15 augustus 2024, zoals eerder geoordeeld in een uitspraak van 22 augustus 2024. Eiser heeft aangevoerd dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is, omdat de aanvraag voor een laissez passer al vier maanden duurt en er geen datum voor een presentatie in persoon bekend is. De minister heeft echter gesteld dat er voldoende zicht op uitzetting is en dat hij voortvarend handelt, met een lopende aanvraag bij de Algerijnse autoriteiten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister voldoende heeft gedaan om de uitzetting te faciliteren en dat er geen sprake is van onrechtmatigheid in de maatregel van bewaring. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.