ECLI:NL:RBDHA:2024:18865

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
AWB24/11402
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ROV-2 maatregel opgelegd door het COa aan eiser wegens het niet voldoen aan de meldplicht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) beoordeeld. Eiser had een ROV-2 maatregel opgelegd gekregen, die inhield dat zijn leefgeld gedurende twee weken werd ingehouden. Dit besluit was genomen omdat eiser op 25 juni 2024 niet had voldaan aan zijn meldplicht. De rechtbank constateert dat eiser herhaaldelijk zijn meldplicht heeft gemist, ondanks eerdere waarschuwingen van het COa. Eiser was niet verschenen op de zitting op 8 november 2024, maar het COa was vertegenwoordigd door een gemachtigde.

De rechtbank oordeelt dat het COa in overeenstemming met het Maatregelenbeleid heeft gehandeld. Eiser had de mogelijkheid om zijn zienswijze te geven tijdens een maatregelgesprek dat gepland stond op 28 juni 2024, maar ook deze afspraak heeft hij gemist. Eiser stelde dat hij ziek was en hoge koorts had, maar de rechtbank oordeelt dat hij dit niet tijdig heeft gemeld en geen bewijs heeft geleverd voor zijn afwezigheid. De rechtbank concludeert dat de opgelegde maatregel gerechtvaardigd is en dat het beroep ongegrond wordt verklaard.

De rechtbank benadrukt dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten en dat de beslissing openbaar is gemaakt. Eiser kan in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB24/11402

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [v-nummer],
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), het COa,

(gemachtigde: mr. G.M. Bouius).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het COa van 28 juni 2024 om aan eiser een ROV-2 maatregel op te leggen. Die maatregel houdt in dat het COa gedurende twee weken het leefgeld van € 14,47 per week inhoudt.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 8 november op zitting behandeld. Eiser is met bericht van verhindering, niet verschenen. Het COa heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het besluit om een ROV-2 maatregel op te leggen aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mocht COA het niet voldoen aan de meldplicht aan eiser verwijten en de maatregel opleggen?
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat hem niet verweten kan worden niet te hebben voldaan aan zijn meldplicht omdat hij ziek was. Hij had hoge koorts en was niet in staat om te reizen. Bovendien heeft eiser de brief met de afspraak niet tijdig ontvangen, waardoor hij zich niet tijdig kon voorbereiden op de afspraak. Eiser heeft zich ingespannen om contact op te nemen met de betreffende instantie om zijn afwezigheid te melden maar daarbij is hem niets verteld over de verdere procedure of gevolgen. Tot slot heeft eiser het COa verzocht om zijn verblijfsplaats te herzien.
4.1.
Het COa heeft erop gewezen dat eiser voor de derde keer de meldplicht heeft gemist. Het COa heeft daarom geconcludeerd dat een ROV-2 maatregel de juiste maatregel en conform het beleid is. Daarbij legt het COa uit dat eiser in het verleden is gewezen op het beleid en dat eiser ondanks de eerdere waarschuwingsbrief en de eerder opgelegde ROV-1 maatregel, toch weer de huisregels heeft overtreden.. De gedragingen van eiser zijn volgens het COa wat betreft aard en omvang zodanig ernstig dat de opgelegde maatregel gerechtvaardigd is.
4.2.
Op grond van de artikelen 9, 10 en 19 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers 2005 (Rva 2005) kan de wekelijkse financiële toelage van asielzoekers worden ingetrokken als de huisregels niet worden nageleefd. Daaronder valt, blijkens de huisregels van het COa, het voldoen aan de meldplicht. Indien de betrokkene een goede reden heeft om niet aan de meldplicht te voldoen, dan moet dat volgens de huisregels vooraf worden besproken en kan gevraagd worden om bewijsdocumenten waaruit een eventuele geldige reden blijkt.
4.3.
Niet in geschil is dat eiser niet heeft voldaan aan de meldplicht op 25 juni 2024. De rechtbank stelt verder vast dat het COa heeft gehandeld in overeenstemming met het COa Maatregelenbeleid. Aan eiser is immers na de eerste keer van het missen van de meldplicht een waarschuwing gegeven. Eiser heeft zich vervolgens bij herhaling periodiek wel en niet gemeld, waarbij het maatregelenbeleid aangeeft dat in dat geval een maatregel wordt opgelegd. Daarbij moet wel een maatregelgesprek worden gehouden; dat gesprek stond gepland op 28 juni 2024 maar heeft niet kunnen plaatsvinden omdat eiser ook deze afspraak heeft gemist. Eiser heeft nu voor de derde keer de meldplicht gemist. Het COa heeft meermaals aan eiser aangegeven dat hij aan de meldplicht moet voldoen en wat de consequenties kunnen zijn van het niet voldoen aan deze plicht. Onder deze omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat het COa de ROV-2 maatregel conform het beleid heeft opgelegd en deugdelijk heeft gemotiveerd.
4.4.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat hem niet kan worden verweten dat hij niet aan de meldplicht heeft voldaan op 25 juni 2024. Eiser heeft op de dag van de meldplicht niet tijdig laten weten ziek te zijn en heeft bovendien geen reden gegeven voor het missen van het maatregelengesprek van 28 juni 2024. Eiser had in dit gesprek zijn zienswijze kunnen geven en nu eiser pas voor het eerst in de beroepsprocedure naar voren brengt ziek te zijn geweest op de dag van de afspraak, kan dit niet leiden tot het oordeel dat eiser niet verweten kan worden dat hij zijn meldplicht heeft gemist. De rechtbank ziet tot slot ook geen andere omstandigheden die zouden maken dat de aan eiser opgelegde maatregel disproportioneel zou zijn. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
4.5.
In zoverre eiser verzoekt om overplaatsing overweegt de rechtbank dat dit verzoek geen relevantie heeft voor de beoordeling van het beroep. De rechtbank volstaat dan ook met de opmerking dat de minister ter zitting heeft aangegeven het verzoek te hebben ontvangen en dat deze onder de aandacht is.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hij krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, op 14 november 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.