ECLI:NL:RBDHA:2024:18838
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van de erfgenamen van de erflaatster
In deze zaak hebben de erven van de erflaatster beroep ingesteld tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2021. De rechtbank heeft op 8 november 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep ongegrond is verklaard. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde A.M.H. Hogervorst, stelden dat de uitgaven voor specifieke zorgkosten, waaronder vervoerskosten, ten onrechte niet in aanmerking zijn genomen bij de aanslag. De erflaatster had aangifte gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.233, met specifieke zorgkosten van € 4.298, maar de Belastingdienst had slechts € 251 aan zorgkosten in aftrek toegelaten.
De rechtbank oordeelde dat de eisers niet voldoende hebben aangetoond dat de uitgaven daadwerkelijk op de erflaatster hebben gedrukt en dat deze uitgaven het gevolg waren van ziekte of invaliditeit. De rechtbank concludeerde dat de aanslag niet te hoog was vastgesteld en dat het hoorrecht niet was geschonden, aangezien de eisers in de gelegenheid waren gesteld om te reageren op de vooraankondiging van de uitspraak op bezwaar. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.