8.1.De minister neemt aan dat eiser een politieke overtuiging heeft die inhoudt dat hij een eigen staat voor Tamils in het Noorden/Oosten van Sri Lanka zou willen zien, maar eiser heeft volgens de minister niet aannemelijk gemaakt hij een gegronde vrees voor vervolging heeft of bij terugkeer een reëel persoonlijk risico op schending van artikel 3 EVRM loopt. Het is namelijk niet gebleken dat eiser de negatieve belangstelling van potentiële actoren van vervolging in het land van herkomst heeft gewekt of zal wekken. De minister komt, gelet op de verklaringen van eiser over zijn politieke overtuiging en de aard en de omvang van zijn politieke activiteiten in Nederland, tot de conclusie dat de politieke overtuiging van eiser niet sterk is. De minister betrekt bij dit oordeel ook de activiteiten die eiser bij terugkeer zou willen verrichten of hoe hij anderszins zijn gedachtegoed zou willen uiten, en wat de gevolgen daarvan zouden zijn. De minister overweegt daarover dat eiser niet inzichtelijk en concreet kan maken hoe hij aan zijn politieke overtuiging uiting wenst te geven bij terugkeer naar Sri Lanka.
Standpunt eiser
9. Eiser kan zich niet verenigen met deze aanvullende motivering van de minister. Eiser stelt zich op het standpunt dat de minister, om een zorgvuldige beslissing te kunnen nemen, aanleiding had moeten zien om hem aanvullend te horen. Daarnaast doet eiser een beroep op het gelijkheidsbeginsel en verwijst daarbij naar de inwilliging van de asielaanvragen van twee landgenoten. De minister dient te motiveren waarom eiser met eenzelfde overtuiging, die heeft deelgenomen aan dezelfde activiteiten, niet als vluchteling wordt aangemerkt. Verder stelt eiser dat zijn deelname aan de activiteiten in Nederland voldoende is om in de negatieve aandacht van de Sri Lankaanse autoriteiten te staan. Ten slotte stelt eiser dat hij bij terugkeer in de verhoogde aandacht van de autoriteiten komt te staan, omdat hij niet beschikt over een paspoort en in Nederland onder onjuiste personalia staat geregistreerd.
Het oordeel van de rechtbank
10. De minister heeft in het verweerschrift erkend dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd, omdat een onjuist toetsingskader is gehanteerd. Het beroep is gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank zal hierna beoordelen of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen worden gelaten.
Negatieve belangstelling vanwege activiteiten in Nederland
11. De rechtbank overweegt dat met de eerdere afwijzingen in rechte vast is komen te staan dat de in Nederland verrichte politieke activiteiten van eiser niet bekend zijn bij de Sri Lankaanse autoriteiten.³ Hetgeen eiser bij onderhavige aanvraag heeft aangevoerd en overgelegd, zoals de uitspraak van het Upper Tribunal en het ambtsbericht van juni 2024, bieden onvoldoende aanleiding om nu anders te oordelen. Uit deze stukken blijkt
3 Zie bijvoorbeeld de uitspraak in de zaak NL17.6824 (niet gepubliceerd)
bijvoorbeeld niet dat eenieder die in Nederland deelneemt aan activiteiten, zoals de Heldendagen en demonstraties, in de negatieve belangstelling staat van de Sri Lankaanse autoriteiten. De minister heeft daarom mogen concluderen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij met zijn politieke activiteiten in Nederland de negatieve belangstelling van de Sri Lankaanse autoriteiten heeft gewekt. Dat volgens eiser bij terugkeer op de luchthaven gebruik wordt gemaakt van gezichtsherkenningssoftware leidt niet een ander oordeel. De beroepsgrond slaagt niet.
Terugkeer naar Sri Lanka
12. De stelling van eiser dat hij reeds in de verhoogde aandacht van de autoriteiten komt te staan omdat hij niet beschikt over een paspoort en in Nederland onder onjuiste personalia staat geregistreerd volgt de rechtbank niet. Uit de door eiser aangehaalde passages in het thematisch ambtsbericht blijkt dat er een mogelijkheid is dat onder andere personen die terugkeerden met gebruik van een vervangend reisdocument in Sri Lanka in de verhoogde aandacht van de autoriteiten kunnen staan in de zin dat zij aanvullend ondervraagd kunnen worden. Dit is echter onvoldoende voor het oordeel dat eiser reeds hierom een reëel risico op ernstige schade loopt. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Gelijkheidsbeginsel
13. Eiser doet onder verwijzing naar twee landgenoten, van wie de asielaanvragen zijn ingewilligd, een beroep op het gelijkheidsbeginsel. De gemachtigde van de minister heeft zich tijdens de zitting van 20 augustus 2024 gemotiveerd op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van gelijke gevallen, omdat de vreemdelingen in die gevallen langer in Nederland waren en ook langer niet in Sri Lanka waren geweest, andere politieke activiteiten hadden verricht en de politieke overtuiging van die vreemdelingen sterker is bevonden dan de politieke overtuiging van eiser. De rechtbank oordeelt dat de minister hiermee voldoende heeft toegelicht waarom er geen sprake is van gelijke gevallen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt daarom niet.
Aanvullend horen
14. De rechtbank volgt eiser in zijn stelling dat de minister aanleiding had moeten zien om hem aanvullend te horen. Uit de uitspraak van de Afdeling over de politieke overtuiging volgt dat de minister bij de beoordeling van de asielaanvraag dient te betrekken welke activiteiten eiser bij terugkeer zou willen verrichten of hoe hij anderszins zijn opvatting, mening of gedachte zou willen uiten, en wat de gevolgen daarvan zouden zijn. De minister heeft overwogen dat eiser niet inzichtelijk en concreet kenbaar heeft gemaakt hoe hij aan zijn politieke overtuiging uiting wenst te geven bij terugkeer naar Sri Lanka. Uit het rapport ‘Gehoor opvolgende aanvraag’ van 14 februari 2024 blijkt echter dat de vraagstelling tijdens het gehoor meer zag op de vraag of eiser een fundamentele politieke overtuiging heeft en, in het verlengde daarvan, of bij terugkeer van hem terughoudendheid kan worden verwacht. Eiser is niet concreet bevraagd over hoe hij zijn politieke overtuiging zou willen uiten in Sri Lanka. De minister had naar het oordeel van de rechtbank daarom niet aan eiser mogen tegenwerpen dat hij daar niet inzichtelijk en concreet over heeft verklaard. De minister had eiser daarom aanvullend moeten horen. De beroepsgrond slaagt.