ECLI:NL:RBDHA:2024:18833

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
NL22.2765
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Sri Lankaanse eiser op basis van politieke overtuiging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 8 november 2024, wordt het beroep van een Sri Lankaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die op 22 juli 2021 zijn achtste asielaanvraag indiende, stelt dat hij vanwege zijn politieke overtuiging een gegronde vrees voor vervolging heeft in Sri Lanka. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met de stelling dat de verklaringen van eiser niet duiden op een fundamentele politieke overtuiging. De rechtbank oordeelt dat de minister een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd en dat de nadere motivering van de minister onvoldoende is om de rechtsgevolgen van de afwijzing in stand te laten. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag, waarbij rekening moet worden gehouden met deze uitspraak. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de minister de eiser aanvullend had moeten horen over zijn politieke overtuiging en de activiteiten die hij bij terugkeer in Sri Lanka zou willen ondernemen. De eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 2.625,- toegewezen.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.2765
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. E. Derksen),
en
de minister van Asiel en Migratie,
voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,de minister
(gemachtigde: mr. S. Muijlkens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
2. Eiser stelt van Sri Lankaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1985] . Hij heeft op 22 juli 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 18 februari 2022 afgewezen als kennelijk ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft het beroep op 16 maart 2022 op zitting behandeld. Na afloop van de behandeling op de zitting heeft de rechtbank het onderzoek niet gesloten, maar de behandeling van het beroep aangehouden in afwachting van de beantwoording van prejudiciële vragen van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) over het begrip ‘fundamentele politieke overtuiging’ en in afwachting van een thematisch ambtsbericht. Het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening heeft de voorzieningenrechter toegewezen.
2.2.
Nadat het HvJEU de prejudiciële vragen had beantwoord in de uitspraak van 21 september 2023¹ en na het uitbrengen van het thematisch ambtsbericht op 6 juni 2024, heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijke reacties in te dienen.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep daarna op 20 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, R. Veeragathy als tolk en de gemachtigde van de minister.
1 HvJEU, ECLI:EU:C:2023:688, (S. t. Nederland).

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de minister de asielaanvraag van eiser heeft kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Achtergrond
5. Eiser heeft op 22 juli 2021 zijn achtste asielaanvraag ingediend. De afwijzingen van zijn eerdere asielaanvragen zijn na beroep dan wel hoger beroep onherroepelijk geworden.
5.1.
Eiser heeft aan de onderhavige asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vanwege zijn politieke overtuiging een gegronde vrees voor vervolging heeft in Sri Lanka. Eiser heeft verklaard dat hij in Nederland deelneemt aan demonstraties en Heldendagen van het Tamil Forum en hierover berichten heeft geplaatst op social media. De Sri Lankaanse autoriteiten zijn hiervan op de hoogte en zullen hem bij terugkeer arresteren. Hij stelt dat hij een gegronde vrees heeft voor vervolging bij terugkeer vanwege zijn politieke opvattingen. Hij kan in Sri Lanka zijn politieke opvattingen over een Tamil Ealam (een onafhankelijke Tamil staat) niet openlijk uiten.
Het bestreden besluit
6. Met het bestreden besluit van 18 februari 2022 heeft de minister de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Volgens de minister duiden de verklaringen van eiser niet op een fundamentele politieke overtuiging. Daarom mag van eiser worden verwacht dat hij zich bij terugkeer naar Sri Lanka terughoudend opstelt. Daarnaast heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de autoriteiten van Sri Lanka op de hoogte zijn van zijn politieke activiteiten in Nederland.
Uitspraken over politieke overtuiging
7. Naar aanleiding van de uitspraak van het HvJEU van 21 september 2023 heeft de Afdeling op 17 januari 2024 uitspraak gedaan en daarbij het beleid van de minister over een fundamentele politieke overtuiging beoordeeld aan de hand van de uitspraak van het HvJEU.² De Afdeling heeft het volgende overwogen. Uit het arrest van het HvJEU volgt dat de minister niet meer als eis mag stellen dat er sprake moet zijn van een fundamentele politieke overtuiging. Verder volgt uit het arrest dat bij de beoordeling van de zwaarwegendheid moet worden betrokken welke door de gestelde politieke overtuiging gemotiveerde activiteiten de vreemdeling bij terugkeer zou willen verrichten of hoe hij of zij anderszins zijn of haar opvatting, mening of gedachte zou willen uiten, en wat de gevolgen daarvan zouden zijn. Hierbij zijn de sterkte van die politieke overtuiging en de mate waarin deze overtuiging wordt geuit of eventueel door hem zal worden geuit ook relevant, maar het is niet relevant of de overtuiging zo diepgeworteld is dat een vreemdeling bij terugkeer naar het land van herkomst het uiten ervan niet achterwege zou kunnen laten en daardoor slachtoffer zou kunnen worden van daden van vervolging.
Nadere motivering
8. De minister heeft in het verweerschrift van 6 februari 2024 gereageerd op de uitspraken. De minister stelt dat hij een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd bij de beoordeling van de vrees voor vervolging die eiser stelt te hebben vanwege zijn politieke overtuiging. De minister verzoekt de rechtbank echter om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten gelet op de nadere motivering in het verweerschrift waarmee volgens de minister het gebrek is hersteld.
8.1.
De minister neemt aan dat eiser een politieke overtuiging heeft die inhoudt dat hij een eigen staat voor Tamils in het Noorden/Oosten van Sri Lanka zou willen zien, maar eiser heeft volgens de minister niet aannemelijk gemaakt hij een gegronde vrees voor vervolging heeft of bij terugkeer een reëel persoonlijk risico op schending van artikel 3 EVRM loopt. Het is namelijk niet gebleken dat eiser de negatieve belangstelling van potentiële actoren van vervolging in het land van herkomst heeft gewekt of zal wekken. De minister komt, gelet op de verklaringen van eiser over zijn politieke overtuiging en de aard en de omvang van zijn politieke activiteiten in Nederland, tot de conclusie dat de politieke overtuiging van eiser niet sterk is. De minister betrekt bij dit oordeel ook de activiteiten die eiser bij terugkeer zou willen verrichten of hoe hij anderszins zijn gedachtegoed zou willen uiten, en wat de gevolgen daarvan zouden zijn. De minister overweegt daarover dat eiser niet inzichtelijk en concreet kan maken hoe hij aan zijn politieke overtuiging uiting wenst te geven bij terugkeer naar Sri Lanka.
Standpunt eiser
9. Eiser kan zich niet verenigen met deze aanvullende motivering van de minister. Eiser stelt zich op het standpunt dat de minister, om een zorgvuldige beslissing te kunnen nemen, aanleiding had moeten zien om hem aanvullend te horen. Daarnaast doet eiser een beroep op het gelijkheidsbeginsel en verwijst daarbij naar de inwilliging van de asielaanvragen van twee landgenoten. De minister dient te motiveren waarom eiser met eenzelfde overtuiging, die heeft deelgenomen aan dezelfde activiteiten, niet als vluchteling wordt aangemerkt. Verder stelt eiser dat zijn deelname aan de activiteiten in Nederland voldoende is om in de negatieve aandacht van de Sri Lankaanse autoriteiten te staan. Ten slotte stelt eiser dat hij bij terugkeer in de verhoogde aandacht van de autoriteiten komt te staan, omdat hij niet beschikt over een paspoort en in Nederland onder onjuiste personalia staat geregistreerd.
Het oordeel van de rechtbank
10. De minister heeft in het verweerschrift erkend dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd, omdat een onjuist toetsingskader is gehanteerd. Het beroep is gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank zal hierna beoordelen of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen worden gelaten.
Negatieve belangstelling vanwege activiteiten in Nederland
11. De rechtbank overweegt dat met de eerdere afwijzingen in rechte vast is komen te staan dat de in Nederland verrichte politieke activiteiten van eiser niet bekend zijn bij de Sri Lankaanse autoriteiten.³ Hetgeen eiser bij onderhavige aanvraag heeft aangevoerd en overgelegd, zoals de uitspraak van het Upper Tribunal en het ambtsbericht van juni 2024, bieden onvoldoende aanleiding om nu anders te oordelen. Uit deze stukken blijkt
3 Zie bijvoorbeeld de uitspraak in de zaak NL17.6824 (niet gepubliceerd)
bijvoorbeeld niet dat eenieder die in Nederland deelneemt aan activiteiten, zoals de Heldendagen en demonstraties, in de negatieve belangstelling staat van de Sri Lankaanse autoriteiten. De minister heeft daarom mogen concluderen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij met zijn politieke activiteiten in Nederland de negatieve belangstelling van de Sri Lankaanse autoriteiten heeft gewekt. Dat volgens eiser bij terugkeer op de luchthaven gebruik wordt gemaakt van gezichtsherkenningssoftware leidt niet een ander oordeel. De beroepsgrond slaagt niet.
Terugkeer naar Sri Lanka
12. De stelling van eiser dat hij reeds in de verhoogde aandacht van de autoriteiten komt te staan omdat hij niet beschikt over een paspoort en in Nederland onder onjuiste personalia staat geregistreerd volgt de rechtbank niet. Uit de door eiser aangehaalde passages in het thematisch ambtsbericht blijkt dat er een mogelijkheid is dat onder andere personen die terugkeerden met gebruik van een vervangend reisdocument in Sri Lanka in de verhoogde aandacht van de autoriteiten kunnen staan in de zin dat zij aanvullend ondervraagd kunnen worden. Dit is echter onvoldoende voor het oordeel dat eiser reeds hierom een reëel risico op ernstige schade loopt. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Gelijkheidsbeginsel
13. Eiser doet onder verwijzing naar twee landgenoten, van wie de asielaanvragen zijn ingewilligd, een beroep op het gelijkheidsbeginsel. De gemachtigde van de minister heeft zich tijdens de zitting van 20 augustus 2024 gemotiveerd op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van gelijke gevallen, omdat de vreemdelingen in die gevallen langer in Nederland waren en ook langer niet in Sri Lanka waren geweest, andere politieke activiteiten hadden verricht en de politieke overtuiging van die vreemdelingen sterker is bevonden dan de politieke overtuiging van eiser. De rechtbank oordeelt dat de minister hiermee voldoende heeft toegelicht waarom er geen sprake is van gelijke gevallen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt daarom niet.
Aanvullend horen
14. De rechtbank volgt eiser in zijn stelling dat de minister aanleiding had moeten zien om hem aanvullend te horen. Uit de uitspraak van de Afdeling over de politieke overtuiging volgt dat de minister bij de beoordeling van de asielaanvraag dient te betrekken welke activiteiten eiser bij terugkeer zou willen verrichten of hoe hij anderszins zijn opvatting, mening of gedachte zou willen uiten, en wat de gevolgen daarvan zouden zijn. De minister heeft overwogen dat eiser niet inzichtelijk en concreet kenbaar heeft gemaakt hoe hij aan zijn politieke overtuiging uiting wenst te geven bij terugkeer naar Sri Lanka. Uit het rapport ‘Gehoor opvolgende aanvraag’ van 14 februari 2024 blijkt echter dat de vraagstelling tijdens het gehoor meer zag op de vraag of eiser een fundamentele politieke overtuiging heeft en, in het verlengde daarvan, of bij terugkeer van hem terughoudendheid kan worden verwacht. Eiser is niet concreet bevraagd over hoe hij zijn politieke overtuiging zou willen uiten in Sri Lanka. De minister had naar het oordeel van de rechtbank daarom niet aan eiser mogen tegenwerpen dat hij daar niet inzichtelijk en concreet over heeft verklaard. De minister had eiser daarom aanvullend moeten horen. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is gegrond. Nu de rechtbank heeft overwogen dat de minister aanleiding had moeten zien om eiser aanvullend te horen, volgt de rechtbank de minister niet in haar verzoek om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank draagt de minister daarom op om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser.
15.1.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.625,- (een punt voor het indienen van het beroepschrift en twee punten omdat de gemachtigde van eiser twee keer op de zitting is verschenen, met een waarde per punt van € 875,- en met een wegingsfactor 1). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 18 februari 2022;
  • draagt de minister op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 2.625,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van N.J. Biswane, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 november 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.