ECLI:NL:RBDHA:2024:18826
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om overbrenging van een Afghaanse eiser naar Nederland
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 november 2024, wordt het beroep van een eiser uit Afghanistan tegen de afwijzing van zijn verzoek om overbrenging naar Nederland beoordeeld. De eiser, die van 2004 tot 2009 als chauffeur voor War Child Holland heeft gewerkt, verzocht op 26 augustus 2021 om overbrenging voor hem en zijn gezin. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft dit verzoek afgewezen met een besluit van 13 februari 2023, en bleef bij deze afwijzing na het bezwaar van de eiser op 29 november 2023.
De rechtbank behandelt het beroep op 9 oktober 2024, waarbij de gemachtigde van de verweerder aanwezig is, maar de eiser en zijn gemachtigde zich afmelden. De rechtbank concludeert dat de eiser niet in aanmerking komt voor overbrenging, omdat hij niet onder de groepen valt die in de Kamerbrief van 11 oktober 2021 zijn genoemd. De rechtbank stelt vast dat de eiser niet is opgeroepen om naar het vliegveld te komen tijdens de evacuatieoperatie en dat zijn werkzaamheden voor War Child niet voldoen aan de criteria voor overbrenging.
De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van het verzoek door de verweerder redelijk is, gezien het beleid en de criteria die zijn vastgesteld voor overbrenging van personen uit Afghanistan. De eiser valt niet binnen de speciale voorziening die geldt voor medewerkers van ngo's die sinds 1 januari 2018 ten minste een jaar werkzaam zijn geweest. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de eiser en zijn gezinsleden niet in aanmerking komen voor overbrenging naar Nederland en geen proceskostenvergoeding ontvangen.