ECLI:NL:RBDHA:2024:18812

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
SGR 23/7209
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot overbrenging naar Nederland van Afghan Security Guard na overlijden eiser

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 november 2024, wordt het beroep van eiser, een Afghan Security Guard (ASG) die voor de Nederlandse strijdkrachten heeft gewerkt, behandeld. Eiser had verzocht om overgebracht te worden naar Nederland, maar dit verzoek werd afgewezen door de minister van Buitenlandse Zaken. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser begin juli 2024 is overleden en er geen erfgenamen zijn die het beroep willen voortzetten. Eiser had zijn verzoek om overbrenging ingediend op 30 juli 2022, maar verweerder had dit verzoek afgewezen op basis van het feit dat eiser niet voor overbrenging in aanmerking kwam. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet opgeroepen was voor de evacuatieoperatie en niet tot de afgebakende groepen Afghanen behoorde die in de Kamerbrief van 11 oktober 2021 zijn genoemd. Eiser had ook niet tijdig een verzoek ingediend, wat verweerder als reden voor afwijzing aanvoerde. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van het verzoek om overbrenging niet inhoudelijk kan worden beoordeeld, omdat eiser niet meer in leven is en er geen opvolgers zijn die het beroep willen voortzetten. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en kent geen proceskostenvergoeding toe.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7209

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Afghanistan, eiser

(gemachtigde: mr. M.A.L. van de Glind),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. van Asperen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om overbrenging naar Nederland.
1.1.
Verweerder heeft dit verzoek met het besluit van 1 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 18 september 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van het verzoek om overbrenging naar Nederland gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2024 op zitting behandeld. De rechtbank heeft gelijktijdig met deze zaak ook de zaken SGR 23/7302, SGR 23/8470 en SGR 23/7130 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder vergezeld door mr. M.D. Barendrecht.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt te hebben gewerkt als bewaker van de Afghan Security Guard (ASG) voor de Nederlandse strijdkrachten in Afghanistan. Op 30 juli 2022 heeft hij een verzoek gedaan om overgebracht te worden naar Nederland.
3. Verweerder heeft het verzoek afgewezen omdat eiser niet voor overbrenging in aanmerking komt. Eiser is tijdens de evacuatieoperatie niet opgeroepen om naar het vliegveld te komen. Ook valt eiser niet onder de groepen die in de Kamerbrief van 11 oktober 2021 [1] zijn genoemd en behoort hij niet tot de afgebakende groep Afghanen waarvan de gegevens op 11 oktober 2021 bij het ministerie van Defensie bekend waren.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Verweerder mocht eiser niet tegenwerpen dat hij zijn verzoek om overbrenging pas na 11 oktober 2021 heeft gedaan. Eiser wijst erop dat Defensie al die tijd beschikte over een missie-archief met gegevens van ASG-bewakers. Gelet daarop kan ervan worden uitgegaan dat eiser op 11 oktober 2021 bekend had moeten zijn bij verweerder. Het is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel door in plaats daarvan te verlangen dat personen zelf een verzoek tot overbrenging indienen. Een dergelijke afwachtende houding klemt te meer nu is komen vast te staan dat verweerder steken heeft laten vallen bij de voorbereiding op en de uitvoering van de evacuatieoperatie. Daarbij moet ook worden meegewogen dat het op het moment van de bekendmaking van het beleid door de Kamerbrief al niet meer mogelijk was om een (succesvol) verzoek in te dienen. Eiser, die de Nederlandse taal niet machtig is, kon hierop dan ook niet anticiperen. Verder is in het rapport van de commissie Ruys geconcludeerd dat de wijze waarop de voor overbrenging in aanmerking komende groepen zijn afgebakend leidt tot een gevoel van willekeur. Personen die aanvankelijk voldeden aan de criteria uit de motie Belhaj maar uiteindelijk niet zijn opgeroepen voor de evacuatie komen namelijk niet voor overbrenging in aanmerking. Daarbij speelde de factor toeval een grote rol in of iemand uiteindelijk werd opgeroepen voor de evacuatie. Verder wijst eiser erop dat Defensie naar aanleiding van een aangenomen motie heeft aangegeven dat de situatie van ASG-bewakers opnieuw tegen het licht zal worden gehouden. Het voorgaande maakt ook dat verweerder het tegen het primaire besluit gerichte bezwaarschrift niet zonder meer kennelijk ongegrond had mogen verklaren.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Voorafgaand aan de zitting heeft de gemachtigde van eiser aan de rechtbank meegedeeld dat eiser begin juli 2024 is overleden. Eisers gemachtigde heeft tot op de dag van de zitting geen contact kunnen krijgen met de erfgenamen van eiser. De rechtbank wijst het verzoek om aanhouding met twee weken, dat de gemachtigde van eiser op de zitting heeft gedaan, af. Eiser is namelijk al begin juli van dit jaar overleden en zijn gemachtigde verwacht niet dat hij in deze twee weken alsnog contact kan krijgen met mogelijke erfgenamen van eiser.
6. Omdat tot op heden niet is gebleken van erfgenamen die eiser als partij in deze zaak zijn opgevolgd en deze zaak zouden willen voortzetten, zal de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2021/22, 27 925, nr. 860.