ECLI:NL:RBDHA:2024:18806
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat verweerder volgens eiser niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij geen zitting nodig acht en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting.
De rechtbank wijst het verzoek van verweerder af om het beroep aan te houden tot het moment dat verweerder de betreffende zaken zal behandelen. De rechtbank stelt dat de aard van een beroep tegen het niet tijdig beslissen zich verzet tegen aanhouding, omdat dit de prikkel voor verweerder wegneemt om voortvarend tot een beslissing te komen. Eiser heeft op 15 augustus 2024 verweerder in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is.
De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf in aanwezigheid van griffier J.B. Thépass en is op 12 november 2024 openbaar gemaakt.