ECLI:NL:RBDHA:2024:18806

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
NL24.35763
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat verweerder volgens eiser niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij geen zitting nodig acht en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting.

De rechtbank wijst het verzoek van verweerder af om het beroep aan te houden tot het moment dat verweerder de betreffende zaken zal behandelen. De rechtbank stelt dat de aard van een beroep tegen het niet tijdig beslissen zich verzet tegen aanhouding, omdat dit de prikkel voor verweerder wegneemt om voortvarend tot een beslissing te komen. Eiser heeft op 15 augustus 2024 verweerder in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf in aanwezigheid van griffier J.B. Thépass en is op 12 november 2024 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.35763
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D.J. Keiman) en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.¹

Beoordeling door de rechtbank

2. Verweerder hanteert vanaf 15 januari 2024 in nareiszaken het first-in first-out (fifo)- principe. In verband met deze nieuwe werkwijze is het de rechtbank bekend dat verweerder de rechtbank primair verzoekt om beroepen tegen het niet tijdig beslissen op aanvragen in nareiszaken aan te houden tot het moment dat verweerder de betreffende zaken zal gaan behandelen. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat de aard van een beroep tegen het niet- tijdig beslissen zich in beginsel tegen een aanhouding verzet. Een aanhouding van de behandeling van het beroep neemt namelijk voor verweerder de prikkel weg om voortvarend tot een beslissing te komen.
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.² Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.³
1. Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
4. Als iemand de ingebrekestelling te vroeg stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen. Tussen partijen is niet in geschil dat de aanvraag op 20 februari 2024 door verweerder is ontvangen. In dit geval eindigde de beslistermijn dus op 20 augustus 2024. Eiser heeft verweerder op 15 augustus 2024, door verweerder op dezelfde dag ontvangen, in gebreke gesteld. Op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
5. Voor de proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van J.B. Thépass, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 november 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.