ECLI:NL:RBDHA:2024:18796
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vervolgberoep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring en de rechtmatigheid daarvan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring die aan eiser was opgelegd door de Minister van Asiel en Migratie. De maatregel van bewaring was opgelegd op 3 juni 2024 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen onderzoek ter zitting nodig was en heeft de argumenten van eiser tegen de voortduren van de bewaring beoordeeld.
Eiser betoogde dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering was, onder andere omdat de Marokkaanse autoriteiten traag reageerden op aanvragen voor een laissez-passer. Hij voerde aan dat de minister onvoldoende voortvarend handelde en dat er een Dublinclaim in Duitsland zou liggen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de minister voldoende inspanningen heeft geleverd en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de opheffing van de maatregel rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook de belangenafweging tussen de minister en eiser gemaakt en geconcludeerd dat de belangen van de minister zwaarder wegen.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 29 augustus 2024 en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.