In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van een Nigeriaanse eiser tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring die door de Minister van Asiel en Migratie was opgelegd op 18 maart 2024. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. D. Matadien, heeft betoogd dat de maatregel onrechtmatig is geworden door gewijzigde omstandigheden en dat de minister niet voortvarend handelt in de uitzettingsprocedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister voldoende inspanningen heeft geleverd om de uitzetting van de eiser te bewerkstelligen en dat er zicht is op uitzetting naar Nigeria. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de belangen van de minister zwaarder wegen dan die van de eiser, die niet voldoet aan zijn meewerkplicht. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag.