ECLI:NL:RBDHA:2024:1874
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid van Duitsland
In de zaak met zaaknummer NL23.38782 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 februari 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, wiens naam niet is vermeld, had een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, niet in behandeling is genomen. Dit gebeurde op basis van het besluit van 8 december 2023, waarin werd gesteld dat de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de uitspraak werd verwezen naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank in een vergelijkbare zaak (NL23.38781), waarin al op het beroep was beslist. Hierdoor was het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig, en werd het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs als griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.