ECLI:NL:RBDHA:2024:18737

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
C/09/667355 / FA RK 24-3969
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij in een zaak betreffende een minderjarige met problematische thuissituatie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 november 2024 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder en de vader over de minderjarige, geboren op [geboortedatum 1] 2022. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de ouders te beëindigen en de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, tot voogdes te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen, gezien de onveilige en instabiele thuissituatie waarin de minderjarige zich bevond. De ouders hebben een geschiedenis van problematisch middelengebruik, huiselijk geweld en dakloosheid, wat heeft geleid tot de uithuisplaatsing van de minderjarige in december 2022.

De rechtbank heeft overwogen dat de ouders onvoldoende hebben gedaan om hun situatie te verbeteren en dat er geen zicht is op een thuisplaatsing. De moeder heeft regelmatig bezoekmomenten afgezegd en er is sprake van wantrouwen richting de gecertificeerde instelling. De vader is al lange tijd uit contact met de instelling en reageert niet op pogingen tot communicatie. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is dat er duidelijkheid komt over haar opvoedperspectief en dat de gecertificeerde instelling als neutrale partij de voogdij op zich neemt. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad toegewezen en het ouderlijk gezag van de ouders beëindigd, met de benoeming van de gecertificeerde instelling tot voogdes. De ouders blijven echter juridische ouders en behouden het recht op contact met de minderjarige.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/667355 /FA RK 24-3969
Datum uitspraak: 13 november 2024
Beschikking van de meervoudige kamer
Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij
in de zaak naar aanleiding van het op 5 juni 2024 ingekomen verzoek van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

betreffende:

[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2022 in [geboorteplaats 1] ,

hierna te noemen: [de minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. H.H.M. de Vries-Veringa te Lisse;

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. J. Grabowsky te Den Haag;

[de pleegmoeder]

hierna te noemen: de pleegmoeder,
en
[de pleegvader],
hierna te noemen: de pleegvader,
samenwonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna ook tezamen te noemen: de pleegouders;

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen;
  • de brief van de gecertificeerde instelling van 23 oktober 2024;
  • de gewijzigde brief van de gecertificeerde instelling van 23 oktober 2024.
Op 25 oktober 2024 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [naam 1] namens de Raad;
  • de advocaat van de moeder;
  • de advocaat van de vader;
  • de pleegvader;
  • [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • [naam 3] namens [instelling 1] .
De moeder, de vader en de pleegmoeder zijn niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat zij wel juist zijn opgeroepen.

Feiten

  • Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
  • [de minderjarige] is erkend door de vader.
  • De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
  • Sinds december 2022 verblijft [de minderjarige] in het huidige, perspectiefbiedende pleeggezin.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 20 juni 2024 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 13 januari 2025 en voor dezelfde duur de machtiging verlengd [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg.

Het verzoek

De Raad verzoekt het gezag van de moeder en de vader over [de minderjarige] te beëindigen en de gecertificeerde instelling tot voogdes over [de minderjarige] te benoemen.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [de minderjarige] is opgegroeid in een onveilige en instabiele thuissituatie, waarbij er sprake was van problematisch middelengebruik van de ouders, huiselijk geweld en dakloosheid. In de eerste maanden van haar leven heeft [de minderjarige] met de moeder in het Babyhuis in [plaatsnaam 1] , bij de grootmoeder vaderszijde en bij de grootmoeder moederszijde gewoond. In december 2022 is [de minderjarige] uit huis geplaatst omdat de persoonlijke problematiek van de ouders dermate groot was dat zij [de minderjarige] geen veilige opvoedsituatie konden beiden. Sindsdien verblijft [de minderjarige] in het huidige (perspectiefbiedende) pleeggezin. [de minderjarige] ontwikkelt zich in het pleeggezin goed en leeftijdsadequaat, en er zijn geen zorgen over haar ontwikkeling. Door de persoonlijke problematiek van de ouders zijn de ouders niet in staat om [de minderjarige] de verzorging en veiligheid te bieden die zij nodig heeft. De ouders kunnen nog steeds niet aan de (door de gecertificeerde instelling) gestelde bodemeisen voldoen en zij tonen weinig tot geen probleeminzicht in hun problematiek. De persoonlijke problematiek van de ouders staat voortdurend op de voorgrond, en ingezette hulpverlening heeft geen verandering of verbetering gebracht. De situatie is binnen de ondertoezichtstelling onvoldoende verbeterd. Hierdoor is er de afgelopen jaren ook niet gewerkt aan een thuisplaatsing van [de minderjarige] bij (één van) de ouders. Het is het de ouders niet gelukt om een structurele bezoekregeling met [de minderjarige] op te bouwen. Daarnaast acht de Raad het zorgelijk dat de samenwerking tussen de gecertificeerde instelling en de ouders de afgelopen jaren problematisch is verlopen. De ouders willen niet in gesprek met de jeugdbeschermer, en de vader is al lange tijd helemaal uit contact, waardoor er van hem geen toestemming kan worden verkregen voor (gezags)beslissingen. De moeder weigert regelmatig toestemming te verlenen voor belangrijke zaken over [de minderjarige] . Zo heeft de moeder geen toestemming gegeven voor door een arts van het consultatiebureau geïndiceerde fysiotherapie, om [de minderjarige] te laten vaccineren en om [de minderjarige] bij een kinderdagverblijf aan te melden. Het is, gegeven al deze omstandigheden, van belang dat er duidelijkheid komt over het opgroeiperspectief voor [de minderjarige] . Nu de moeder niet achter de plaatsing bij de pleegouders staat en de moeder en de vader onvoldoende in staat zijn om de samenwerking met de jeugdbeschermer aan te gaan, is voortzetting van het verblijf bij de pleegouders binnen het vrijwillig kader niet mogelijk. Gelet op het voorgaande meent de Raad dat het gezag van de moeder en de vader moet worden beëindigd. Het is in het belang van [de minderjarige] dat de gecertificeerde instelling wordt belast met de voogdij over [de minderjarige] , omdat de betrokkenheid van een neutrale instantie nodig is om de onderlinge contacten te coördineren en afspraken te maken over [de minderjarige] . Daarbij hebben de pleegouders aangegeven het fijn te vinden als de voogdij wordt gecoördineerd vanuit een voogdijinstelling, om te voorkomen dat er onenigheid tussen hen en de moeder ontstaat. De Raad benadrukt dat de ouders altijd een belangrijke rol in het leven van [de minderjarige] zullen blijven spelen. Voor de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige] is het immers belangrijk dat [de minderjarige] weet wie haar ouders en familie zijn. Het is nodig dat zij contact kan (blijven) onderhouden met haar ouders, de grootmoeder moederszijde en haar oudere zussen.

Standpunten van de belanghebbenden

De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad en heeft zich bereid verklaard om de voogdij over [de minderjarige] uit te oefenen. De gecertificeerde instelling heeft weinig zicht op de moeder. De moeder staat ingeschreven bij de [instelling 2] , maar volgens de [instelling 2] is zij daar niet in beeld. De moeder heeft de afgelopen jaren niet aan haar persoonlijke problematiek gewerkt, waardoor zij momenteel geen stabiel leven heeft. De moeder voelt veel wantrouwen en angst, waardoor de gecertificeerde instelling niet tot samenwerking met haar komt. De vader heeft een eigen woning, maar de gecertificeerde instelling heeft verder geen zicht op hem. De vader reageert niet op e-mails en neemt zijn telefoon niet op, waardoor er geen samenwerking met hem bestaat. Het lukt de moeder niet altijd om aanwezig te zijn bij de bezoekmomenten. Sinds mei 2024 zegt de moeder verschillende bezoekmomenten af. Doordat het de gecertificeerde regelmatig niet lukt om contact te krijgen met zowel de moeder als de vader en de moeder toestemming weigert te geven voor beslissingen over [de minderjarige] , kunnen die niet worden genomen. Op dit moment vindt de gecertificeerde instelling dat de ouders niet fysiek en emotioneel kunnen aansluiten bij wat [de minderjarige] nodig heeft. Het is van belang dat [de minderjarige] in de toekomst een band kan gaan opbouwen met de ouders. Daarbij moet wel worden onderzocht wat voor [de minderjarige] een juiste frequentie van contact is. De gecertificeerde instelling heeft het voornemen om de voogdij op enig moment over te dragen aan Jeugdbescherming west [plaatsnaam 2] , omdat de moeder weerstand heeft tegen de huidige jeugdbeschermer en de oudere zussen ook onder voogdij staan bij Jeugdbescherming west [plaatsnaam 2] .
Namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. Haar advocaat heeft het volgende naar voren gebracht. De moeder ontvangt een uitkering en is hard aan het werk om woonruimte te vinden. Tot de zomer van 2024 is het haar gelukt om naar de bezoekmomenten gaan, maar door een storing van het openbaar vervoer, ziekte van de moeder en vakantie(s) van de pleegouders zijn de bezoekmomenten een aantal keer niet doorgegaan. Het is daarbij voor de moeder een eind reizen om naar de bezoekmomenten te komen. De advocaat heeft aangegeven dat de moeder de contacten met haar eigen moeder (grootmoeder moederszijde) lastig vindt. De moeder vertrouwt haar niet; zij wil geen informatie met de moeder delen over [de minderjarige] (en haar oudere zussen). Aan de moeder is meerdere keren toegezegd dat er zou worden gewerkt aan een thuisplaatsing van [de minderjarige] bij haar. De moeder wil de zorg van [de minderjarige] op zich nemen en als zij een woonruimte heeft gevonden, is zij van mening dat zij de zorg over [de minderjarige] ook kan dragen.
De advocaat van de vader heeft zich namens de vader gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De pleegvader heeft naar voren gebracht dat het goed met [de minderjarige] gaat in het pleeggezin. De bezoekomenten tussen de moeder en [de minderjarige] verlopen over het algemeen goed. De pleegvader hoopt dat de moeder de bezoekmomenten duurzaam kan voortzetten zodat [de minderjarige] en de moeder een band kunnen opbouwen.

Beoordeling

De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan en overweegt daartoe als volgt. [de minderjarige] is in december 2022 uithuisgeplaatst, omdat er ernstige zorgen waren over haar veiligheid en ontwikkeling. De zorgen waren onder andere gelegen in het middelengebruik van de ouders, het huiselijk geweld en de dakloosheid van de ouders. Door hun persoonlijke problematiek en hun wisselende relatie waren de ouders onvoldoende in staat om emotioneel en fysiek beschikbaar te zijn voor [de minderjarige] en haar een stabiele en veilige opvoedsituatie te bieden. Inmiddels woont [de minderjarige] al geruime tijd – sinds december 2022 – bij de pleegouders. [de minderjarige] heeft zich gehecht aan de pleegouders, heeft daar veilige en stabiele basis en er zijn geen zorgen over haar ontwikkeling. Uit de overgelegde stukken en het onderzoek van de Raad leidt de rechtbank af dat het de ouders sinds de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in juli 2022, respectievelijk december 2022 niet is gelukt om te voldoen aan de gestelde bodemeisen, te profiteren van de geboden hulpverlening en een zodanig voldoende stabiele en veilige opvoedsituatie voor [de minderjarige] te creëren dat kon en kan worden toegewerkt naar een thuisplaatsing. De persoonlijke problematiek van de ouders staat onverminderd op de voorgrond en het is niet gelukt om dit patroon te doorbreken. De moeder heeft geen vaste woning, er is sprake van een belast verleden en het lukt de moeder niet of nauwelijks om de eigen problematiek te erkennen. Het lukt haar ook niet om naar alle bezoekmomenten met [de minderjarige] te gaan. De moeder zegt sinds mei 2024 de bezoekmomenten af om verschillende redenen. Op deze manier kunnen [de minderjarige] en de moeder geen emotionele band ontwikkelen en heeft [de minderjarige] niet de mogelijkheid om zich te hechten aan de moeder. Ook lijkt de moeder een groot wantrouwen te hebben richting de gecertificeerde instelling en gaat zij regelmatig uit contact met de gecertificeerde instelling. Dit heeft er mede voor gezorgd dat er geen hulpverlening van de grond is gekomen. Het is daarom niet gelukt om toe te werken naar een thuisplaatsing. Ten aanzien van de vader is er geen zicht op zijn woonsituatie en zijn persoonlijke problematiek. De vader is al lange tijd uit contact met de gecertificeerde instelling. De vader reageert niet op brieven of op e-mails en hij is telefonisch ook niet bereikbaar. In dit licht vindt de rechtbank het belangrijk om te benoemen dat het ook de Raad niet gelukt is om met de vader in gesprek te gaan tijdens het onderzoek.
Het is meerdere malen voorgekomen dat er geen gezagsbeslissingen konden worden genomen over [de minderjarige] . Dit is een risico voor haar ontwikkeling. De moeder weigert geregeld haar toestemming voor belangrijke beslissingen die [de minderjarige] aangaan. De vader is zoals eerder genoemd onbereikbaar en geeft op geen enkele wijze invulling aan zijn gezag. De rechtbank vindt dat schadelijk voor de ontwikkeling van [de minderjarige] . De rechtbank vindt het in het belang van een gezonde ontwikkeling van [de minderjarige] dat deze beslissingen onbelast en zonder vertraging kunnen worden genomen.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit al deze omstandigheden dat de vader en de moeder onvoldoende in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] te dragen en haar te bieden wat zij nodig heeft. Een thuisplaatsing bij (één van) de ouders ligt niet meer in de rede, hoe zeer de moeder dat ook wil. De rechtbank is er ook niet van overtuigd dat het verblijf van [de minderjarige] bij de pleegouders in het vrijwillig kader kan worden voortgezet. Het is immers gebleken dat de moeder zich niet kan verenigen met de plaatsing van [de minderjarige] in het pleeggezin. De moeder heeft uitgesproken dat zij wil dat [de minderjarige] bij haar (en de vader) zal opgroeien. Deze situatie brengt voor zowel [de minderjarige] als de ouders te veel onzekerheid en onduidelijkheid met zich mee.
De rechtbank is van oordeel dat de aanvaardbare termijn waarbinnen de ouders zelf de volledige verantwoordelijkheid weer kunnen dragen, inmiddels is verstreken. Het is in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk dat het verblijf bij de pleegouders gerespecteerd en gecontinueerd wordt. Het opvoedperspectief van [de minderjarige] ligt in het pleeggezin. De pleegouders bieden [de minderjarige] een veilige en stabiele basis, waarbinnen zij toekomt aan haar ontwikkeling. De rechtbank is het met de Raad en de gecertificeerde instelling eens dat [de minderjarige] niet langer in onzekerheid kan blijven over haar opvoedperspectief. [de minderjarige] heeft duidelijkheid nodig over waar zij verder zal opgroeien. Belangrijke (gezags)beslissingen, zoals de reeds eerder genoemde aanmelding bij een kinderdagverblijf, maar bijvoorbeeld ook medische beslissingen, moeten bovendien zonder vertraging kunnen worden genomen.
De rechtbank zal het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de moeder en de vader dan ook toewijzen. Deze beslissing neemt niet weg dat de moeder en de vader de ouders van [de minderjarige] blijven en een belangrijke rol kunnen vervullen in het leven van [de minderjarige] . Als juridische ouders behouden zij het recht om contact te hebben met [de minderjarige] en [de minderjarige] heeft onverminderd het recht op omgang met haar ouders. Zowel de gecertificeerde instelling als de pleegvader hebben benadrukt dat zij het contact tussen [de minderjarige] en de ouders, maar ook tussen [de minderjarige] en haar grootmoeder moederszijde en haar oudere zussen, belangrijk vinden. De rechtbank heeft er dan ook voldoende vertrouwen in dat dit contact – waarbij het belang van [de minderjarige] steeds leidend zal moeten zijn – blijvend zal worden gestimuleerd.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder en de vader ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [de minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over haar te benoemen. De rechtbank acht het in het belang van [de minderjarige] dat de gecertificeerde instelling als neutrale partij met de voogdij wordt belast. De gecertificeerde instelling heeft zich bereid verklaard de voogdij over [de minderjarige] te aanvaarden. De gecertificeerde instelling kan vanuit haar neutrale positie beslissingen nemen in het belang van [de minderjarige] en het contact tussen [de minderjarige] , de moeder en de vader verder vormgeven.

Beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van de moeder:
-
[de moeder], geboren op [geboortedatum 2] 1997 in [geboorteplaats 1] ,
en
de vader:
-
[de vader], geboren op [geboortedatum 3] 1979 in [geboorteplaats 2] , Guyana,
over de minderjarige:
-
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum 1] 2022 in [geboorteplaats 1] ,
benoemt tot voogdes over voormelde minderjarige:
-
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
gelast de griffier deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2024 door mr. M.P. Meeuwisse, mr. A.M.A. Keulen en mr. M.M.C. Limbeek, tevens kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Goossen als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.