In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, die stelt dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsdocument EU. Eiser heeft zijn aanvraag op 29 januari 2024 ingediend, welke op 1 februari 2024 door de minister is ontvangen. De minister had uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen, maar heeft dit niet gedaan. Eiser heeft de minister op 1 augustus 2024 in gebreke gesteld, wat na het verstrijken van de beslistermijn is gebeurd. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is, omdat de minister in gebreke is gebleven.
De rechtbank bepaalt dat de minister alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt de minister op om binnen de gestelde termijn een besluit bekend te maken. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, en is openbaar gemaakt op 31 oktober 2024.