ECLI:NL:RBDHA:2024:18711
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak wegens gebrek aan spoedeisend belang
Op 13 november 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Togolese verzoekster die een voorlopige voorziening had aangevraagd na de afwijzing van haar asielaanvraag door de Minister van Asiel en Migratie. De verzoekster had een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van 7 oktober 2024, waarin haar aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 werd afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, omdat de verzoekster opvang zou krijgen na het verlaten van het COA. Bovendien was er geen sprake van een evident onrechtmatig besluit, aangezien de verzoekster niet onder de categorieën viel die recht hebben op opvang volgens de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de verzoekster niet had aangetoond dat er sprake was van een acute medische noodsituatie of andere bijzondere omstandigheden die opvang noodzakelijk maakten. De uitspraak werd gedaan buiten zitting en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.