Uitspraak
- [naam 1]
- mr. M.B. Visser
- [naam 2]
- [gemachtigde]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de meerderjarige dochter, aangeduid als [naam 1], een vordering ingesteld tegen haar moeder, [naam 2], voor de terugbetaling van een bedrag van € 6.530,74 dat door de moeder onterecht van de spaarrekening van de dochter is overgemaakt naar haar eigen rekening. De moeder had het ouderlijk gezag over de dochter en beheerde haar bankrekening gedurende haar minderjarigheid. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het saldo op de bankrekening van de dochter tot haar vermogen behoort en dat de moeder, door het geld naar haar eigen rekening over te maken, niet heeft gehandeld als een goede bewindvoerder. De kantonrechter oordeelde dat de dochter recht heeft op het bedrag, nu er geen harde afspraken zijn gemaakt over de uitbetaling van het geld. De vordering van de dochter werd toegewezen, en de moeder werd veroordeeld om een bedrag van € 6.080,74 aan haar te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd een bedrag van € 679,04 toegewezen als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. In reconventie heeft de moeder een vordering ingesteld die werd afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.