In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 11 november 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld dat is ingediend na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 10 april 2024. In die uitspraak werd de minister van Asiel en Migratie opgedragen om binnen vier weken te beslissen op de nareisaanvraag van eiser, ingediend op 25 mei 2023. Eiser stelt dat de minister deze termijn niet heeft nageleefd, wat aanleiding geeft tot het indienen van een beroep. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk is.
De rechtbank overweegt dat de minister sinds 15 januari 2024 het first-in first-out (fifo)-principe hanteert voor nareiszaken. De rechtbank wijst het verzoek van de minister om het beroep aan te houden af, omdat dit de prikkel om tijdig te beslissen zou wegnemen. De rechtbank stelt vast dat de minister niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen, waardoor het beroep terecht is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank bepaalt dat de minister alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 200,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het door hem betaalde griffierecht van € 187,- moet ook worden vergoed. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en de gevolgen van het niet naleven van deze termijnen.