ECLI:NL:RBDHA:2024:18657

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
NL24.38264
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid door de rechtbank

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, een staatloze Palestijn uit Syrië, heeft op 10 december 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De Minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 27 september 2024 in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard, met als reden dat eiser in Moldavië kan verblijven, wat door verweerder als een veilig derde land wordt beschouwd. Eiser heeft op 2 oktober 2024 beroep ingesteld tegen dit besluit. De rechtbank heeft de zaak op 31 oktober 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.

Eiser stelt dat hij geen band meer heeft met Moldavië, waar zijn vrouw en kinderen wonen, en dat hij daar niet veilig kan verblijven. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder op goede gronden heeft geoordeeld dat eiser een band heeft met Moldavië, ondanks dat hij daar dertien jaar geleden voor het laatst was. De rechtbank stelt vast dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat zijn toegang tot Moldavië niet mogelijk is. De rechtbank concludeert dat de Minister terecht heeft geoordeeld dat Moldavië een veilig derde land is voor eiser en verklaart het beroep ongegrond. Eiser wordt wel in de proceskosten veroordeeld, die op € 1.750,- worden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.38264 (beroep)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. P.L.M. Stieger),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A.E. van Midden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Hij heeft op 10 december 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 27 september 2024 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard. Verder is uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 Vw [1] en is een terugkeerbesluit opgelegd.
1.1.
Eiser heeft op 2 oktober 2024 beroep ingesteld en gronden ingediend.
1.2.
Bij aanvullend besluit van 4 oktober 2024 heeft verweerder het bestreden besluit van 27 september 2024 gewijzigd en het terugkeerbesluit en de vertrektermijn laten vallen omdat eiser uitstel van vertrek is verleend van 27 september 2024 tot 27 maart.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. E.G. Grigorjan als waarnemer voor de gemachtigde van eiser, R. Al Hosain als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser stelt een staatloze Palestijn uit Syrië te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1980. Eiser woonde tot zijn zeventiende in [plaatsnaam 1] , Syrië. Daarna woonde eiser in de Verenigde Arabische Emiraten van 1999 tot 2020. Van 2020 tot 2023 woonde eiser in Syrië. Eiser heeft een vrouw en twee kinderen in Moldavië. Zij is met de kinderen op 18 januari 2015 naar Moldavië vertrokken om voor haar zieke moeder te zorgen. De moeder van eisers vrouw is in 2019 overleden. Eiser heeft zelf Moldavië 13 jaar geleden bezocht.
2.1.
Uit de stukken blijkt dat eiser op dit moment in een asielzoekerscentrum verblijft en onder behandeling staat van het Centrum voor Transculturele Psychiatrie te [plaatsnaam 2] vanwege zijn bipolaire en schizoaffectieve stoornis.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser komt uit Syrië. Vanwege de oorlogssituatie in Syrië zoekt hij internationale bescherming in Nederland. Daarnaast vreest eiser als reservist te worden opgeroepen voor het Syrische leger.
Het bestreden besluit
4. Verweerder heeft de asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, Vw. [2] Eiser kan namelijk verblijven in Moldavië omdat dat volgens verweerder een veilig derde land is voor hem. Eiser heeft een band met Moldavië omdat zijn vrouw en kinderen daar wonen. Bovendien is het aannemelijk dat eiser opnieuw wordt toegelaten tot Moldavië.
Wat vindt eiser?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartoe het volgende aan. Hij heeft geen band met Moldavië. Hij is daar 13 jaar geleden voor het laatst geweest. Hij heeft er niet gewoond, niet gewerkt en zich dus niet gevestigd. Daarnaast heeft hij geen duurzame en exclusieve relatie meer met zijn vrouw omdat zij al zo lang van elkaar gescheiden zijn. Er is geen sprake meer van een feitelijk huwelijk. Verder kan hij ook als echtgenoot van een Moldavische geen toegang meer verkrijgen tot Moldavië, omdat hij daar de hulp van zijn vrouw voor nodig heeft. Zijn vrouw weigert voor hem gezinshereniging in Moldavië aan te vragen. Verder is Moldavië geen veilig derde land voor hem.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Band met Moldavië
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden geoordeeld dat eiser een band heeft met Moldavië. Weliswaar is eiser daar dertien jaar geleden voor het laatst geweest en spreekt hij de taal niet, maar hij heeft er wel zijn gezin wonen. Dat eisers huwelijk onder druk staat doet niet af aan het feit dat zijn twee minderjarige kinderen daar wonen. Bovendien wil eiser ook werken aan zijn relatie met zijn vrouw.
Toegang tot Moldavië
7. Volgens de vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [3] moet de minister, als hij aan zijn besluit ten grondslag legt dat een land voor een vreemdeling een veilig derde land is, aannemelijk maken dat die vreemdeling wordt toegelaten tot dat land en dient hij daarvoor aan de hand van informatie uit algemene bronnen, of op basis van de verklaringen van die vreemdeling, redenen aan te dragen waarom toelating in beginsel mogelijk moet zijn. Vervolgens is het aan de vreemdeling om met tegenbewijs te komen door voldoende twijfel te zaaien dat de door de minister geschetste mogelijkheden om toegang te krijgen tot dat land in zijn geval niet aanwezig zijn. Daarnaast is het aan de vreemdeling om inspanningen te verrichten om daadwerkelijk te worden toegelaten tot het veilige derde land, tenzij niet van hem kan worden verlangd dat hij opnieuw probeert toegang tot en verblijf in dat land te krijgen. [4]
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser onvoldoende twijfel gezaaid over zijn mogelijkheden om toegang te krijgen tot Moldavië. Eiser heeft in het verleden een visum gekregen voor Moldavië en heeft blijkens het bestreden besluit voldoende documenten om weer een visum te kunnen verkrijgen. Niet gebleken is dat eiser hiertoe pogingen heeft ondernomen. Daarnaast kan eiser via gezinshereniging toegang krijgen tot Moldavië. Eisers betoog dat hij daarvoor afhankelijk is van zijn vrouw en zij uitdrukkelijk heeft aangegeven niet te willen meewerken aan gezinshereniging in Moldavië kan hier niet tot een ander oordeel leiden. Eiser en zijn vrouw zijn nog steeds getrouwd en eiser heeft betoogd dat zij met elkaar herenigd willen worden in Nederland. Daarbij heeft eisers vrouw niet aangegeven waarom ze niet wil meewerken aan de verblijfsvergunning voor eiser. Niet is gebleken dat eisers vrouw daadwerkelijk van eiser gescheiden wil blijven of slechts niet wil meewerken omdat wél meewerken hereniging in Nederland onmogelijk zou maken.
9. Verder heeft verweerder terecht tegengeworpen dat eiser ook bij de Moldavische autoriteiten om asiel kan verzoeken als zijn vrouw niet wil meewerken aan een verblijfsvergunning op grond van gezinshereniging.
Moldavië als veilig derde land
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden Moldavië heeft kunnen aanmerken als een veilig land voor eiser. Verweerder heeft daarbij mogen meewegen dat eiser vader is van Moldavische kinderen en dat het laatste geval van non-refoulement uit 2018 stamt. Bovendien hebben de Moldavische autoriteiten daarop actie ondernomen en de verantwoordelijke ambtenaren vervolgd. Dat eiser geen asiel wil aanvragen, doet niet af aan het feit dat hij die mogelijkheid wel heeft.
Terugkeerbesluit
11. De rechtbank stelt vast dat verweerder eiser bij besluit van 27 september 2024 uitdrukkelijk en bij herhaling heeft medegedeeld dat eiser een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van 28 dagen krijgt. Het betoog van verweerder dat er geen sprake is van een motiveringsgebrek, omdat tegelijkertijd uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw was verleend, volgt de rechtbank daarom niet. Eiser heeft vervolgens op 2 oktober 2024 beroep ingesteld, mede tegen het terugkeerbesluit. Daarna heeft verweerder op 4 oktober 2024 – dus nadat eiser beroep instelde – het bestreden besluit gewijzigd en het terugkeerbesluit en de vertrektermijn laten vallen. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder hiermee tegemoetgekomen aan het beroep van eiser. De rechtbank zal dit gebrek echter passeren met artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, nu niet is gesteld of gebleken dat eiser nadeel heeft ondervonden van de oplegging van het terugkeerbesluit. Verweerder zal wel worden veroordeeld tot vergoeding van eisers proceskosten.

Conclusie en gevolgen

12. Verweerder heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 april 2023 met ECLI-nummer