1.2.Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser op 7 januari 2022 in Zwitserland en
op 23 maart 2023 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend.
Verweerder heeft de Zwitserse autoriteiten daarom op 12 juli 2024 verzocht om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening). Op 15 juli 2024 hebben de Zwitserse autoriteiten met het terugnameverzoek ingestemd op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder c, van de Dublinverordening.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de
Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Volgens verweerder is eiser er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat hij ingeval van een overdracht aan Zwitserland een reëel risico zal lopen op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest).
Wat eiser heeft aangevoerd in de zienswijze is niet onderbouwd met recente documenten. Bovendien heeft eiser deze omstandigheden niet naar voren gebracht tijdens het aanmeldgehoor Dublin.
Voor zover eiser heeft gewezen op de medische situatie met betrekking tot zijn duim, stelt verweerder zich op het standpunt dat dit niet tot de conclusie leidt dat er sprake is van structurele tekortkomingen in Zwitserland. Uit vaste jurisprudentie volgt dat eiser hierover kan klagen bij de Zwitserse autoriteiten of de daarvoor aangewezen instanties.
Dit geldt ook voor de door eiser gestelde problemen met betrekking tot racisme en discriminatie. Niet is gebleken dat de Zwitserse autoriteiten eiser niet kunnen of willen helpen, aldus verweerder.
Beoordeling aan de hand van de beroepsgronden
3. Eiser heeft in de eerste plaats verzocht om de zienswijze als herhaald en ingelast te
beschouwen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit voldoende
gemotiveerd is ingegaan op hetgeen eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht. Voor zover eiser in beroep niet heeft geconcretiseerd op welk(e) punt(en) de motivering van het bestreden besluit ontoereikend is, kan de enkele herhaling van de zienswijze in beroep niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Voor dit oordeel vindt de rechtbank steun in vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), onder meer in de uitspraak van 4 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2020:2592). 4. Eiser betoogt dat ten aanzien van Zwitserland niet langer van het interstatelijk
vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, zodat verweerder het asielverzoek aan zich zou moeten trekken op grond van artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening.
Eiser zal in Zwitserland geen eerlijk proces krijgen, nu er 750 Zwitserse Frank zal worden gevraagd om in beroep te kunnen gaan en hij dit bedrag niet zal kunnen betalen. Dit levert een schending op van artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Eiser verwijst in dit kader naar pagina 35 van het AIDA-rapport van 4 juli 2024.
Verder heeft eiser in Zwitserland onvoldoende medische hulp gekregen bij de problemen met zijn duim, die hij niet meer kon bewegen.
In Zwitserland is volgens eiser veel racisme, discriminatie en vreemdelingenhaat jegens vluchtelingen aanwezig. Eiser verwijst naar het ‘Report of the Working Group of Experts on People of African Descent on its mission to Switzerland’ (rapport), van de Working Group of Experts on People of African Descent van de Verenigde Naties (de werkgroep), gepubliceerd op 4 oktober 2022.
Gezien het voorgaande dient de asielaanvraag in Nederland te worden behandeld op grond van artikel 17 van de Dublinverordening, aldus eiser.