ECLI:NL:RBDHA:2024:18639

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
C/09/673683 / JE RK 24-1811
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om spoedmachtiging tot gesloten plaatsing van een minderjarige in jeugdhulp

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2024 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoekschrift van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft. Het verzoek betreft een spoedmachtiging voor de gesloten plaatsing van een minderjarige, geboren in 2008, die kampt met ernstige gedragsproblemen en een onveilige thuissituatie. De kinderrechter had eerder op 9 oktober 2024 al een spoedmachtiging verleend voor een tijdelijke opname in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, die geldig was tot 23 oktober 2024. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 oktober 2024 werd de situatie van de minderjarige besproken, waarbij de kinderrechter de zorgen van het college over de ontwikkeling en veiligheid van de minderjarige in overweging nam. De minderjarige vertoonde problematisch gedrag, waaronder middelenmisbruik en agressie, en had eerder al hulp ontvangen in een open setting, wat niet effectief bleek. De kinderrechter oordeelde dat een gesloten plaatsing noodzakelijk was om de minderjarige te beschermen en haar de benodigde hulp te bieden. De kinderrechter verleende een machtiging voor een gesloten plaatsing van 18 oktober 2024 tot 6 november 2024, maar wees het reguliere verzoek van het college af, omdat de instemmingsverklaring niet voldeed aan de formele vereisten. De kinderrechter benadrukte dat er een nieuwe instemmingsverklaring nodig is voor een eventueel vervolgverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/673683 / JE RK 24-1811
Datum uitspraak: 18 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter
Spoedmachtiging tot plaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp (I)
Machtiging gesloten jeugdhulp na een spoedmachtiging (II)
in de zaak naar aanleiding van het op 9 oktober 2024 ingekomen verzoekschrift van:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeenteDelft,
hierna te noemen: het college,
over:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] , te Suriname,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat mr. B.J. de Bruijn te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 oktober 2024 een spoedmachtiging om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet verleend van 9 oktober 2024 tot 23 oktober 2024. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze zitting.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen;
  • de beschikking van 9 oktober 2024;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper als bedoeld in artikel 6.1.3, derde lid, van de Jeugdwet, ontvangen op 16 oktober 2024.
1.3.
Op 18 oktober 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • [de minderjarige] met haar advocaat;
  • de vader;
  • [naam] , namens het college.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] voorafgaand aan de zitting in het bijzijn van haar advocaat gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter, met goedvinden van [de minderjarige] , samengevat wat zij heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.Het verzoek

2.1.
Het college verzoekt een spoedmachtiging te verlenen om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van vier weken (I). Aansluitend verzoekt het college een machtiging om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden (II).
2.2.
Het college heeft de verzoeken, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. Het college maakt zich ernstig zorgen om de ontwikkeling van [de minderjarige] . [de minderjarige] verkeert in een situatie van structurele onveiligheid die wordt gekenmerkt door dagelijks gebruik van alcohol en drugs, wat leidt tot ernstige gedragsproblemen. Ze is herhaaldelijk door de politie ’s nachts onder invloed aangetroffen, wat heeft geleid tot ziekenhuisopnames waarbij zij fysiek en verbaal agressief is geweest. [de minderjarige] lijkt mogelijk een laag cognitief vermogen te hebben en is hierdoor zeer beïnvloedbaar en impulsief. Daarnaast is bij haar al jarenlang sprake van psychische problemen en trauma’s. Recent verbleef [de minderjarige] tijdelijk bij [instelling 1] ( [locatie] ), waar de situatie onhoudbaar was geworden omdat zij haar eigen veiligheid en die van andere jongeren en medewerkers in gevaar bracht. Zo werden er wekelijks flessen drank en wiet uit haar kamer verwijderd en zorgde zij vooral in de avonden en nachten voor enormeoverlast op de groep en buiten op straat. Ook vertoonde ze, onder invloed, fors verbale agressie richting de groepsleiding en medebewoners door te schelden, intimideren en bedreigen. [instelling 1] heeft aangegeven dat [de minderjarige] geen gebruik meer kan maken van hun verblijf. Ook op school is er een incident geweest waarbij [de minderjarige] onder invloed van alcohol was en met stoelen door de klas gooide. Hierbij is de politie ingeschakeld om haar uit het schoolgebouw te verwijderen. Dit incident heeft geleid tot het stopzetten van haar onderwijs op [school] . [de minderjarige] verblijft momenteel bij haar broer, die zelf kampt met psychische problematiek. Ook bij de broer is het meerdere keren geëscaleerd, waarbij de politie ingeschakeld moest worden. Ook de avond voorafgaand aan de mondelinge behandeling is de situatie bij de broer van [de minderjarige] geëscaleerd waarbij [de minderjarige] alcohol gebruikt had en de politie betrokken is geraakt. Ondanks alle hulp en ondersteuning die haar wordt aangeboden in het vrijwillige kader, ontbreekt het [de minderjarige] aan motivatie om stappen te zetten naar verbetering. Ze heeft momenteel teveel vrijheid om die patronen te kunnen doorbreken. Een plaatsing in een gesloten setting zal een omgeving bieden waarin [de minderjarige] geen mogelijkheid heeft om te vluchten, geen toegang heeft tot verdovende middelen en waar gericht gewerkt kan worden aan de behandeling van haar gedragsproblemen en de onderliggende trauma’s. Een termijn van zes maanden is hiervoor passend, nu [de minderjarige] de tijd en ruimte nodig heeft om hulpverleners te kunnen vertrouwen.

3.De standpunten

3.1.
Door en namens [de minderjarige] is het volgende naar voren gebracht. [de minderjarige] geeft aan dat ze geholpen wil worden. Ze heeft aangegeven open te staan voor behandeling bij de [instelling 2] omdat ze het zelf niet kan, maar dit is niet van de grond gekomen. [de minderjarige] wil geholpen worden, maar vanuit een open groep en niet in een gesloten setting.
3.2.
De advocaat voert aan dat er formeel en juridisch gezien veel mis is met het verzoek. De instemmingsverklaring ziet vooral op de spoedmachtiging en is daarnaast niet voorzien van een datum en een handtekening. Daardoor voldoet de instemmingsverklaring niet aan de formele vereisten. Namens [de minderjarige] wordt verzocht om de machtiging, indien deze wordt verleend, voor een korte termijn te verlenen – te weten voor twee weken – en voor het overige aan te houden. In die periode zal er een instemmingsverklaring moeten komen die duidelijk maakt voor welke duur de machtiging wordt afgegeven en zal er meer informatie verkregen moeten worden over de moeder betreffende het gezag.
3.3.
De vader heeft ter zitting uitdrukkelijk ingestemd met het verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De vader brengt het volgende naar voren. Hij maakt zich zorgen om [de minderjarige] en wil dat zij de nodige behandeling krijgt, zodat zij van de alcohol en drugs afblijft. De vader geeft aan dat als het kon, hij [de minderjarige] weer terug in huis zou nemen, maar er zijn teveel problemen waardoor dit niet kan. Daarnaast heeft hij nog twee jongere kinderen thuis wonen.

4.De beoordeling

4.1.
De kinderrechter is van oordeel dat onmiddellijke verlening van jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van [de minderjarige] die de ontwikkeling naar haar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat de opneming en het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.3, tweede lid, Jeugdwet).
4.2.
Hiertoe overweegt de kinderrechter als volgt. Er zijn al langere tijd ernstige zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van [de minderjarige] . [de minderjarige] kampt met veel problemen waaronder, ernstige gedragsproblematiek en persoonlijke problematiek, die mogelijk met haar belaste verleden te maken hebben. Ze laat verbaal en fysiek agressief gedrag zien richting anderen en er is er sprake van extreem middelengebruik, waaronder alcohol en drugs. [instelling 1] heeft aangegeven dat [de minderjarige] vanwege haar gedrag en de incidenten die daar hebben plaatsgevonden geen gebruik meer mag maken van hun verblijf. [de minderjarige] heeft dringend hulp nodig voor haar problematiek. De kinderrechter meent dat die hulp alleen nog geboden kan worden in een gesloten setting, waar [de minderjarige] geen toegang meer heeft tot middelen. De kinderrechter is van oordeel dat [de minderjarige] de rust, structuur en veiligheid nodig heeft van de geslotenheid waarbij zij nadrukkelijk opmerkt dat er niet alleen gekeken moeten worden naar het gedrag van [de minderjarige] , maar ook naar de oorzaak hiervan. Een behandelplek op een open setting, zoals de [instelling 2] , hetgeen [de minderjarige] heeft voorgesteld, vindt de kinderrechter onvoldoende vanwege het vrijblijvende karakter.
4.3.
Vanwege de wachtlijstproblematiek is het volgens de gemeente tot nu toe niet gelukt een gesloten plek voor [de minderjarige] te vinden. Voorafgaand aan het begin van de mondelinge behandeling heeft de gemeente bericht ontvangen dat er vanaf 14.00 uur een plek beschikbaar is gekomen bij Schakenbosch. [de minderjarige] verblijft sinds de verlening van de spoedmachtiging op 9 oktober 2024 bij haar psychisch belaste en verslaafde broer op een kamer van 10 m2, hetgeen de kinderrechter een onveilige en daardoor onverantwoorde situatie vindt. De escalatie op de avond voor de mondelinge behandeling is daarvan een schrijnend bewijs. Bij het verzoek heeft de gemeente een instemmingsverklaring overgelegd van een onafhankelijke gedragswetenschapper die slechts heeft ingestemd met de spoedmachtiging (op grond van artikel 6.1.3 van de Jeugdwet). Nu daarmee naar het oordeel van de kinderrechter een instemming ontbreekt voor het reguliere verzoek (op grond van artikel 6.1.2 van de Jeugdwet) zal zij slechts de spoedmachtiging voor het resterende deel (tot 6 november 2024) verlenen.
4.4.
De kinderrechter wijst het reguliere verzoek van het college af. Voor een eventueel aansluitend verzoek van de zijde van de gemeente is een nieuwe instemmingsverklaring nodig alsmede de geboorteakte van [de minderjarige] en een uittreksel uit het gezagsregister.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een machtiging om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 18 oktober 2024 tot 6 november 2024;
5.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024 door mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter, in aanwezigheid van M. Veiga als griffier, en op schrift gesteld op 30 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.