In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2024 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoekschrift van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft. Het verzoek betreft een spoedmachtiging voor de gesloten plaatsing van een minderjarige, geboren in 2008, die kampt met ernstige gedragsproblemen en een onveilige thuissituatie. De kinderrechter had eerder op 9 oktober 2024 al een spoedmachtiging verleend voor een tijdelijke opname in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, die geldig was tot 23 oktober 2024. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 oktober 2024 werd de situatie van de minderjarige besproken, waarbij de kinderrechter de zorgen van het college over de ontwikkeling en veiligheid van de minderjarige in overweging nam. De minderjarige vertoonde problematisch gedrag, waaronder middelenmisbruik en agressie, en had eerder al hulp ontvangen in een open setting, wat niet effectief bleek. De kinderrechter oordeelde dat een gesloten plaatsing noodzakelijk was om de minderjarige te beschermen en haar de benodigde hulp te bieden. De kinderrechter verleende een machtiging voor een gesloten plaatsing van 18 oktober 2024 tot 6 november 2024, maar wees het reguliere verzoek van het college af, omdat de instemmingsverklaring niet voldeed aan de formele vereisten. De kinderrechter benadrukte dat er een nieuwe instemmingsverklaring nodig is voor een eventueel vervolgverzoek.