ECLI:NL:RBDHA:2024:18633

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
NL24.31363
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitstel van vertrek

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een aanvraag voor uitstel van vertrek heeft ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 25 augustus 2020 geen uitstel van vertrek toegekend op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en beroep ingesteld, waarbij zij tevens verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 30 oktober 2024, waar verzoekster, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De voorzieningenrechter overweegt dat een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als er sprake is van onverwijlde spoed. De minister heeft tijdens de zitting toegezegd dat verzoekster niet zal worden uitgezet zolang haar zoon, die essentiële mantelzorg verleent, rechtmatig in Nederland verblijft. Hierdoor wordt het verblijf van verzoekster gedoogd. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van onverwijlde spoed, aangezien verzoekster liever een door de rechtbank uitgesproken rechtmatig verblijf heeft, maar dit niet voldoende is om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Bovendien heeft de rechtbank op dezelfde dag uitspraak gedaan in een ander beroep van verzoekster, dat ongegrond is verklaard. Gelet op deze omstandigheden wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.31363

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoekster,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.J. Eizenga),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoekster.
1.1.
De minister heeft met het besluit van 25 augustus 2020 geen uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 toegekend. Met het bestreden besluit van 8 augustus 2024 op het bezwaar van verzoekster is de minister bij dit besluit gebleven. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met het beroep [1] , op 30 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, een tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed gelet op de betrokken belangen dat vereist. De minister heeft ter zitting toegezegd dat eiseres niet zal worden uitgezet zolang haar zoon, die de voor eiseres essentiële mantelzorg verzorgt, procedureel rechtmatig verblijf heeft en hierdoor in Nederland mag verblijven. Het verblijf van eiseres wordt zolang gedoogd. Naar het oordeel van de rechtbank is er derhalve geen sprake van onverwijld spoed om een voorziening te treffen. Dat eiseres liever een door een rechtbank uitgesproken rechtmatig verblijf heeft, acht de rechtbank geen belang om toch een voorziening toe te wijzen. Bovendien heeft de rechtbank bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL24.31362, uitspraak gedaan op het beroep en dat beroep ongegrond verklaard. Gelet op die uitspraak en de afwezigheid van onverwijlde spoed, wijst de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt voor middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL24.31362.