ECLI:NL:RBDHA:2024:18629

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
NL24.31362
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing uitstel van vertrek op grond van medische situatie van eiseres

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) beoordeeld. Eiseres had verzocht om uitstel van vertrek vanwege haar medische situatie, maar de minister heeft deze aanvraag afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat de noodzakelijke zorg voor eiseres beschikbaar en toegankelijk is in Azerbeidzjan, en dat de zoon van eiseres de essentiële mantelzorg kan continueren. Eiseres had eerder bezwaar gemaakt tegen de afwijzing, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres niet gegrond verklaard en het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank concludeert dat de minister op goede gronden heeft besloten en dat er geen reëel risico is op schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de zorg in Azerbeidzjan niet toegankelijk is en dat de minister niet in strijd heeft gehandeld met de zorgvuldigheidsbeginselen. De uitspraak bevestigt dat de minister de afwijzing van het uitstel van vertrek in stand houdt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.31362

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.J. Eizenga),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om haar uitstel van vertrek te verlenen vanwege haar medische situatie op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 25 augustus 2020 afgewezen. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 8 oktober 2020 heeft de minister het bezwaarschrift ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Bij uitspraak van 17 februari 2021 [1] heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep gegrond verklaard. Hierbij heeft de rechtbank het besluit van 8 oktober 2020 vernietigd en de minister opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
1.2.
Bij besluit van 2 december 2022 heeft de minister het bezwaarschrift opnieuw ongegrond verklaard. Op 18 januari 2023 heeft de minister het besluit van 2 december 2022 ingetrokken in verband met de verwachte wijziging in het beleid naar aanleiding van de uitspraak van 22 november 2022 van het Hof van Justitie (het Cannabisarrest). [2] Deze intrekking is geen onderdeel van de onderhavige procedure.
1.3.
Met het besluit van 8 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep op 30 oktober 2024, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep [3] , op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, een tolk en de gemachtigde van de minister.

Totstandkoming van het besluit

3. Voorafgaand aan het bestreden besluit heeft de minister op 6 juli 2023 het Bureau Medische Advisering (BMA) verzocht een nieuw medisch advies uit te brengen. Op 13 november 2023 heeft het BMA een advies uitgebracht. Op 22 december 2023 heeft eiseres gereageerd op het aanvullende advies. Op 22 februari 2024 heeft een ambtelijke hoorzitting plaatsgevonden. Op 16 maart 2024 is door eiseres aanvullende medische informatie overgelegd. De minister heeft deze informatie op 29 maart 2024 aan het BMA voorgelegd. Op 4 april 2024 heeft het BMA een aanvullend advies uitgebracht.
3.1.
Met het besluit van 8 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond verklaard, onder verwijzing naar de BMA-adviezen van 13 november 2023 en 4 april 2024.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of de minister eiseres terecht en op goede gronden geen uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 heeft verleend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgronden niet slagen en het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
5. Op grond van artikel 64 van de Vw 2000 blijft uitzetting achterwege zolang het, gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling, niet verantwoord is om te reizen.
5.1.
Op grond van paragraaf A3/7.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) kan de minister uitstel van vertrek verlenen op grond van artikel 64 van de Vw 2000 als de vreemdeling medisch gezien niet in staat is om te reizen of als er een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het EVRM om medische redenen. Er is uitsluitend sprake van een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM om medische redenen, als uit het advies van het BMA blijkt dat het achterwege blijven van de medische behandeling naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot een medische noodsituatie én als de noodzakelijke medische behandeling in het land van herkomst niet beschikbaar of niet toegankelijk is. Onder medische noodsituatie verstaat de minister: die situatie waarbij de vreemdeling lijdt aan een aandoening, waarvan op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke inzichten vaststaat dat het achterwege blijven van behandeling binnen een indicatieve termijn van drie tot zes maanden zal leiden tot overlijden, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke schade.
Heeft de minister voldoende gemotiveerd dat de noodzakelijke zorg voor eiseres beschikbaar en feitelijke toegankelijk is in Azerbeidzjan?
6. De minister heeft zich in haar besluitvorming gebaseerd op de BMA-adviezen van 30 november 2023 en 4 april 2024. Niet in geschil is dat eiseres in een medische noodsituatie terecht zal komen als zij de huidige medische behandeling ten aanzien van haar hoge cholesterol, hoge bloeddruk en diabetes in het land van herkomst niet zal kunnen voortzetten. Ook is eiseres het eens met het standpunt dat de mantelzorg, die momenteel door de zoon van eiseres wordt verzorgd, essentieel is om de medische behandeling van eiseres te doen slagen.
7. Eiseres voert, onder verwijzing naar het Cannabisarrest, aan dat de minister niet heeft voldaan aan haar vergewisplicht. Het enkel benoemen van een aantal zorginstellingen en plaatsen waar eiseres in theorie zorg zal kunnen ontvangen, is hiervoor onvoldoende. Bovendien heeft de vorige gemachtigde van eiseres door middel van aangetekende brieven gepoogd om deze zorginstellingen te contacteren, maar is hierop geen reactie gekomen. Het uitblijven van een reactie is volgens eiseres een ernstige waarschuwing voor het feit dat de zorg die zij behoeft niet beschikbaar is in Azerbeidzjan. Eiseres voert verder aan dat de minister gelet op de vergewisplicht de bewijslast ten aanzien van de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de zorg ten onrechte in zijn geheel op de schouders van eiseres heeft gelegd.
7.1
Eiseres betoogt verder, onder verwijzing naar het arrest Paposhvili [4] , dat zij in Azerbeidzjan niet beschikt over de financiële middelen om de vereiste zorg aldaar te bekostigen. Eiseres verwacht dat zij in Azerbeidzjan een pensioen zal ontvangen van € 200,-. Gelet op de gemiddelde huurprijs van een woning in Azerbeidzjan van € 189,- per maand, zal eiseres niet in staat zijn om de ziektekostenverzekering met een premie van € 45,- per maand te betalen. Bovendien is het volgens eiseres ondenkbaar dat zij alle benodigde zorg, inclusief 15 medicijnen, zal kunnen krijgen tegen betaling van deze premie. Verder voert eiseres aan dat er grote zorgen bestaan over de uitvoering van de ziektekostenverzekering. Ter onderbouwing verwijst eiseres naar pagina’s 17, 18 en 21 van het rapport van IPHR [5] en BHCR [6] van 5 juli 2022 [7] . Uit dit rapport blijkt ook dat er in Azerbeidzjan veelvuldig gebruik wordt gemaakt van ‘out of pocket payments’ en medisch toerisme naar het buitenland. Volgens eiseres kan op basis hiervan worden geconcludeerd dat het zorgsysteem in Azerbeidzjan niet naar behoren werkt. Tot slot wijst eiseres op de lange de reistijd tussen haar woonplaats Mangachevir en de hoofdstad Bakoe, waar zij de medicatie zal moeten ophalen.
8. Deze beroepsgronden slagen niet. De rechtbank overweegt eerst dat een bestuursorgaan volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) op het advies van een deskundige mag afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de betrokken conclusies daarop aansluiten. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan.
8.1
Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd dat de minister niet heeft voldaan aan haar vergewisplicht en dat de BMA-adviezen niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen of niet inzichtelijk en concludent zijn. De stelling van eiseres dat zij geen reactie heeft ontvangen van de door haar aangeschreven zorginstellingen is onvoldoende concreet om te twijfelen aan de inhoud van de BMA-adviezen. Ook is niet gebleken dat eiseres heeft gerappelleerd op de brieven of dat zij op een andere wijze heeft gepoogd contact op te nemen met de zorginstellingen in Azerbeidzjan, waardoor niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres ten aanzien van haar betoog dat geen sprake is van beschikbaarheid van de medische zorg, in bewijsnood verkeert. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich gelet op de inhoud van de BMA-adviezen op het standpunt mogen stellen dat de noodzakelijke zorg voor eiseres beschikbaar is in Azerbeidzjan.
8.2.
De rechtbank overweegt verder dat, zoals de Afdeling ook heeft overwogen [8] , uit het arrest Paposhvili volgt dat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat hij door zijn gezondheidstoestand een reëel risico in de zin van artikel 3 van het EVRM loopt en dat de noodzakelijke medische zorg in zijn geval niet toegankelijk is. Daarbij dient de vreemdeling die stelt dat de medische behandeling om financiële of andere redenen voor hem feitelijk niet toegankelijk is, dit aannemelijk te maken. Dat de bewijslast ten aanzien van de feitelijke toegankelijkheid ten onrechte op de schouders van eiseres is gelegd, volgt de rechtbank niet. Het is aan eiseres om (samen met haar gemachtigde) aannemelijk te maken dat medische behandeling voor haar niet toegankelijk is.
8.3.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres haar stelling dat de medische behandeling in Azerbeidzjan niet feitelijk toegankelijk is voor haar, onvoldoende heeft onderbouwd. De minister heeft in dit verband terecht gesteld dat eiseres met de door haar overgelegde stukken niet heeft aangetoond wat de kosten zijn van de benodigde behandeling. Bovendien wijst eiseres op een totaal van 15 noodzakelijke medicijnen, terwijl uit het BMA-advies blijkt dat enkel de medicatie ten aanzien van haar hoge cholesterol, hoge bloeddruk en diabetes noodzakelijk wordt geacht ter voorkoming van een medische noodsituatie. Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij in Azerbeidzjan geen beroep kan doen op een zorgverzekering of dat de zorgverzekering de voor haar noodzakelijke medicatie niet zal vergoeden. De algemene verwijzing naar het rapport van 5 juli 2022 heeft de minister hiervoor onvoldoende concreet mogen achten. Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat het voor haar onmogelijk is om te reizen tussen Mangachevir en Bakoe. De minister heeft ter zitting terecht aangegeven dat niet gebleken is dat er geen andere mogelijkheden zijn voor eiseres om haar medicatie van Bakoe naar Mangachevir te verplaatsen, bijvoorbeeld door de medicijnen per post op te sturen.
8.4.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de BMA-adviezen naar voren heeft gebracht en dat de minister met de inhoud van de BMA-adviezen in voldoende mate aan haar vergewisplicht heeft voldaan.
Is de minister er terecht vanuit gegaan dat de zoon van eiseres de essentiële mantelzorg in Azerbeidzjan kan verzorgen?
9. Eiseres voert aan dat de minister er ten onrechte vanuit gaat dat de mantelzorg die de zoon van eiseres nu in Nederland verzorgt in Azerbeidzjan gecontinueerd kan worden. De zoon van eiseres is getrouwd met een Nederlandse vrouw. Ook heeft de zoon van eiseres een asielaanvraag gedaan in Nederland waarvan momenteel de beroepsprocedure bij de rechtbank loopt. De zoon van eiseres heeft hierdoor rechtmatig verblijf. Doordat de minister er vanuit gaat dat de zoon mee terug zal gaan naar Azerbeidzjan zonder de zoon van eiseres hierover te horen, is er sprake van strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister er terecht vanuit is gegaan dat de zoon van eiseres de essentiële mantelzorg in Azerbeidzjan kan continueren en dat er geen sprake is van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel door de zoon van eiseres niet te horen. De rechtbank verwijst naar paragraaf A3/ 7.1.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000). Hieruit volgt dat een vreemdeling, om in aanmerking te komen voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw 2000 vanwege door BMA noodzakelijk geachte mantelzorg, allereerst moet aantonen dat hij of zij in Nederland mantelzorg (die een essentieel onderdeel is van de medische behandeling) ontvangt van een of meer gezins- of familieleden, die hier te landen verblijven op grond van artikel 8, onder a t/m e, dan wel l, van de Vw 2000, dan wel Nederlander zijn. Ter zitting is gebleken dat de zoon van eiseres een asielaanvraag in Nederland heeft gedaan, dat deze asielaanvraag is afgewezen en dat er momenteel een beroepsprocedure loopt tegen deze afwijzing. Dit betekent dat de zoon van eiseres enkel procedureel rechtmatig verblijf heeft en dus geen rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder a t/m e, dan wel l, van de Vw 2000. Derhalve wordt niet voldaan aan de vereisten uit paragraaf A3/ 7.1.6. van de Vc 2000. De minister heeft gelet hierop geen aanleiding hoeven zien om de zoon van eiseres te horen. De minister heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de zoon van eiseres net als eiseres een terugkeerplicht heeft en zij dus samen kunnen terugkeren naar Azerbeidzjan. De rechtbank merkt op dat de minister desondanks ter zitting heeft toegezegd dat eiseres niet zal worden uitgezet zolang de zoon van eiseres procedureel rechtmatig verblijf heeft in Nederland.
Heeft de minister voldoende rekening gehouden met het gestelde suïciderisico?
10. Tot slot wijst eiseres op het suïciderisico wat ontstaat als zij te horen krijgt dat zij terug moet keren naar Azerbeidzjan. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiseres naar de brief van GGZ Drenthe van 20 januari 2023.
10.1.
De rechtbank overweegt dat de brief van 20 januari 2023 door het BMA is betrokken bij haar advisering. De minister heeft hierin, gezien het advies van het BMA, evenmin aanleiding hoeven zien om de aanvraag toe te wijzen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepubliceerde uitspraak op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Arrest X/Cannabis, ECLI:EU:C:2022:913.
3.Zaaknummer NL24.31363.
4.ECLI:CE:ECHR:2016:1213JUD004173810.
5.International Partnership for Human Rights.
6.Baku Human Rights Club.
7.Social and economic rights in Azerbaijan, IPHR en BHRC, 5 juli 2022.
8.Zie de uitspraak van de Afdeling van 21 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:571.