In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) beoordeeld. Eiseres had verzocht om uitstel van vertrek vanwege haar medische situatie, maar de minister heeft deze aanvraag afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat de noodzakelijke zorg voor eiseres beschikbaar en toegankelijk is in Azerbeidzjan, en dat de zoon van eiseres de essentiële mantelzorg kan continueren. Eiseres had eerder bezwaar gemaakt tegen de afwijzing, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres niet gegrond verklaard en het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank concludeert dat de minister op goede gronden heeft besloten en dat er geen reëel risico is op schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de zorg in Azerbeidzjan niet toegankelijk is en dat de minister niet in strijd heeft gehandeld met de zorgvuldigheidsbeginselen. De uitspraak bevestigt dat de minister de afwijzing van het uitstel van vertrek in stand houdt.