ECLI:NL:RBDHA:2024:18602

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
09/032190-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 12 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 september 2023 betrokken was bij een verkeersongeval in Haastrecht, gemeente Krimpenerwaard. De verdachte, bestuurder van een bestelauto, heeft zich zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos en onvoorzichtig heeft gehandeld door niet voldoende aandacht te besteden aan het overige verkeer, waardoor hij in botsing kwam met een fietsster, die hierdoor zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder breuken in de schedel en een traumatische hersenbloeding. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/032190-24
Datum uitspraak: 12 november 2024
Tegenspraak (art. 279 Sv)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] , Marokko,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 29 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.R.C. Polderman en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. N. Hendriksen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 21 september 2023 te Haastrecht, gemeente Krimpenerwaard, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, de Veerstraat en/of de Veerlaan en/of het Jaagpad, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te handelen als volgt:
verdachte
- is al rijdend op de Veerstraat en/of Veerlaan de kruising met het Jaagpad genaderd en/of is naar rechts in de richting van het Jaagpad afgeslagen,
- heeft (daarbij) zijn aandacht niet voortdurend op het overige verkeer op voornoemde wegen en/of kruising gehad en/of gehouden,
- heeft (aldus rijdende) niet tijdig opgemerkt dat een voor hem, verdachte, van rechts komende fietsster voornoemde kruising was genaderd,
- heeft die fietsster niet laten voorgaan,
- heeft zijn, verdachtes, voertuig niet tijdig tot stilstand gebracht binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of
- is (vervolgens) met die fietsster in botsing gekomen,
waardoor een ander (genaamd [betrokkene] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- een of meerdere breuken in de schedel en/of
- een traumatische hersenbloeding,
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 21 september 2023 te Haastrecht, gemeente Krimpenerwaard,
als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de
Veerstraat en/of Veerlaan en/of het Jaagpad,
- al rijdend op de Veerstraat en/of Veerlaan de kruising met het Jaagpad is genaderd
en/of naar rechts in de richting van het Jaagpad is afgeslagen,
- (daarbij) zijn aandacht niet voortdurend op het overige verkeer op voornoemde
wegen en/of kruising heeft gehad en/of gehouden,
- (aldus rijdende) niet tijdig heeft opgemerkt dat een voor hem, verdachte, van
rechts komende fietsster voornoemde kruising was genaderd,
- die fietsster niet heeft laten voorgaan,
- zijn, verdachtes, voertuig niet tijdig tot stilstand heeft gebracht binnen de afstand
waarover hij de weg kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of
- (vervolgens) met die fietsster in botsing is gekomen,
ten gevolge waarvan een ander (te weten [betrokkene] ) schade en/of letsel heeft
bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd
gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte integrale vrijspraak bepleit.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023296674, van de politie eenheid Den Haag, Opsporing Team Verkeer, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 15).
1. Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, opgemaakt op 9 november 2023, voor zover inhoudende (p. 1-4):
Locatie ongevalDatum : 21 september 2023
Adres : Veerlaan
Plaats : Haastrecht
Gemeente : Krimpenerwaard
op de kruising met
Adres : Jaagpad
Vermoedelijke toedrachtBetrokkene 1: [betrokkene] , bestuurde een fiets
Verdachte: [verdachte] bestuurde een bestelauto voorzien van kenteken [kenteken] .
Verdachte reed over de hefbrug vanaf de Veerstraat de Veerlaan op en was direct hierna voornemens rechtsaf te slaan het Jaagpad op. Betrokkene 1 reed op het Jaagpad en was vermoedelijk voornemens linksaf de Veerlaan op te rijden of rechtdoor het Jaagpad te volgen. Verdachte gaf aan dat hij betrokkene 1 niet zag en rechtsaf sloeg. Hierbij verleende verdachte geen voorrang aan betrokkene 1 en reed met de rechtervoorzijde tegen de rechterzijde van de betrokkene 1 waardoor betrokkene 1 ten val kwam. Betrokkene 1 is in zorgelijke toestand naar het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam vervoerd.
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 21 november 2023, voor zover inhoudende (p. 5-8):
V: Wat had u voorafgaand aan het verkeersongeval gedaan?
A: Ik kwam vanaf de brug Veerlaan en ik wilde naar rechts en ik hoefde de bocht niet te maken en het ongeluk was gebeurd. Ik weet niet uit welke richting de mevrouw.
V: Hoe was uw bekendheid op de plaats van het verkeersongeval?
A: Ik ken die plek heel goed en elke dag kom ik daar.
V: In hoeverre of welke wijze werd uw zicht belemmerd en hoe bent u daarmee omgegaan? (obstakels, begroeiing, beslagen ruiten, dode hoek, etc.)
A: Het was heel grauw en regen. Ik zit in de hoog bus.
3. Een geschrift, te weten een letselbeschrijving, opgemaakt op 5 januari 2024 door
K.E. van den Hondel, forensisch arts KNMG van GGD Hollands Midden, omtrent [betrokkene] , voor zover inhoudende (p. 13);
1. Onderzoek, waargenomen letsel en behandeling
Informatie ontvangen van Erasmus MC over opname van 21-09-2023 t/m 26-09-2023 op de IC vanwege een craniectomie rechts bij aSDH (hersenoperatie waarbij een stuk schedel verwijderd wordt om een bloeding te verwijderen zodat de druk op de hersenen kan dalen en daardoor de zuurstoftoevoer in de hersenen niet meer bedreigd is). Op CT-scan was een breuk zichtbaar van de achterkant van de schedel links met een bloeding rechtsvoor. Tevens een stolsel.
2. Genezing en genezingsduur
Niet in te schatten.
3. Conclusie
Er was sprake van een traumatische hersenbloeding waarvoor met spoed een hersenoperatie heeft plaatsgevonden. Het is onbekend hoe de situatie nu is.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994
De rechtbank stelt voorop dat het bij de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) aankomt op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij geldt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Dit betekent echter niet dat schuld in de zin van artikel 6 WVW in geen geval kan worden bewezen verklaard als de gedraging van de verdachte die heeft geleid tot het ongeval, haar aanleiding vindt in uitsluitend een enkel moment van onoplettendheid. De omstandigheden van het geval – waartoe ook de aard van de verkeerssituatie kan worden gerekend – kunnen immers zodanige aandacht vergen dat ook een kort moment van onoplettendheid als zeer onvoorzichtig kan worden aangemerkt.
Deze zaak
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte in zijn bestelauto en [betrokkene] op haar fiets met elkaar in botsing zijn gekomen op de kruising van de Veerstraat met het Jaagpad te Haastrecht, gemeente Krimpenerwaard. De vraag die aan de rechtbank voorligt, is of dit aan de schuld van de verdachte is te wijten. De rechtbank stelt het volgende vast.
De verdachte is met zijn bestelauto de kruising genaderd. Hij reed over de hefbrug vanaf de Veerstraat de Veerlaan op en sloeg rechtsaf het Jaagpad op. De verdachte heeft zijn bestelauto daarbij niet eerst tot stilstand gebracht, maar is direct rechts afgeslagen. De verdachte heeft geen voorrang verleend aan [betrokkene] en is met de rechtervoorzijde van zijn bestelauto tegen de rechterzijde van [betrokkene] op haar fiets aangekomen, waardoor [betrokkene] ten val is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank had de verdachte bij het oprijden van de kruising beter moeten kijken naar de weg die hij wilde inslaan om zich ervan te verzekeren dat doorrijden op die weg veilig was. De verkeersituatie was overzichtelijk geregeld met slagbomen en verkeersborden. Het zicht op de kruising werd niet gehinderd door objecten langs de weg. De verdachte had het latere slachtoffer dus kunnen zien als hij voldoende had gekeken.
Door geen vaart te minderen, terwijl hij komend van een bruggetje een kruising opreed en direct rechts afsloeg, heeft de verdachte zijn gedrag onvoldoende afgestemd op de situatie ter plaatse. De verdachte heeft aldus niet de nodige voorzichtigheid in acht genomen en heeft onvoldoende aandacht gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse. Naar het oordeel van de rechtbank was daarbij niet slechts sprake van een kort moment van onoplettendheid, zoals door de raadsman is bepleit. Bij dat oordeel betrekt de rechtbank ook dat de verdachte zelf heeft verklaard dat hij elke dag op de plaats van het ongeval reed, dat hij hoog in zijn bestelauto zat en dat het die dag grauw en regenachtig was. Juist onder die omstandigheden had de verdachte zich er vóór het afslaan van moeten vergewissen dat hij veilig rechtsaf kon slaan, hetgeen de verdachte heeft nagelaten. De rechtbank acht dit handelen van de verdachte in de gegeven omstandigheden en gelet op de aard en ernst van de verkeersovertreding aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Daarom is sprake van schuld aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW.
Letsel
De rechtbank is van oordeel dat het letsel dat bij het slachtoffer is veroorzaakt, te weten breuken in de schedel en een traumatische hersenbloeding waaraan het slachtoffer geopereerd diende te worden, gelet op de aard en de gevolgen daarvan, kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 21 september 2023 te Haastrecht, gemeente Krimpenerwaard, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, de Veerstraat en het Jaagpad, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te handelen als volgt:
verdachte
- is al rijdend op de Veerstraat de kruising met het Jaagpad genaderd en is naar rechts in de richting van het Jaagpad afgeslagen,
- heeft (daarbij) zijn aandacht niet voortdurend op het overige verkeer op voornoemde wegen en kruising gehad engehouden,
- heeft (aldus rijdende) niet tijdig opgemerkt dat een voor hem, verdachte, van rechts komende fietsster voornoemde kruising was genaderd,
- heeft die fietsster niet laten voorgaan,
- heeft zijn, verdachtes, voertuig niet tijdig tot stilstand gebracht binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien enwaarover deze vrij was en
- is (vervolgens) met die fietsster in botsing gekomen,
waardoor een ander (genaamd [betrokkene] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- breuken in de schedel en
- een traumatische hersenbloeding,
werd toegebracht.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De strafoplegging
6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen (hierna: OBM) voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aansluiting te zoeken bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en, gelet op het gegeven dat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk als koerier, in het voordeel van de verdachte af te wijken van de daarin voorgeschreven rijontzegging.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden (bijkomende) straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van het feit
De verdachte heeft als bestuurder van een bestelauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt. Met zijn handelen heeft de verdachte zich onverantwoordelijk gedragen in het verkeer, waarbij een fietser zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het ongeval heeft een grote impact gehad op het leven van het slachtoffer. Uit het dossier en uit haar verklaring ter terechtzitting blijkt dat het slachtoffer opnieuw heeft moeten leren lopen, eten en praten en nog twee keer per week fysiotherapie ondergaat om haar rug en bekkenspieren te verstevigen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 25 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Op een dergelijk feit staat als uitgangspunt een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden. De rechtbank ziet in zoverre aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken, dat zij een deels voorwaardelijke rijontzegging met een proeftijd van 2 jaren passend acht. Daarvoor is van belang dat de verdachte blijkens zijn strafblad niet voor of na het verkeersongeval voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld en hij zijn rijbewijs beroepsmatig nodig heeft.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat na te melden straf en bijkomende straf passend en geboden zijn.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en bijkomende straf zijn gegrond op de artikelen:
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
  • 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
120 (HONDERDTWINTIG) uren;
beveelt, als de taakstraf niet (goed) wordt verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
60 (ZESTIG) dagen;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 6 (ZES) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot
3 (DRIE) maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (TWEE) jarenvastgestelde
proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Amperse, voorzitter,
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter,
mr. K.O. Hamelink, rechter,
in tegenwoordigheid van V. Grampon en mr. L.A. Duijm, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 november 2024.