ECLI:NL:RBDHA:2024:18600

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
09/234130-24, 09/217784-24 (ttz.gev) en 09/730188-18 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte voor meerdere diefstallen en geweldpleging

Op 12 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich in een periode van ruim een maand schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en geweldpleging. De verdachte werd beschuldigd van twee diefstallen en twee inbraken in horecagelegenheden, een poging tot woninginbraak en diefstal met geweld in een woning. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen, waarbij de verdachte een schadevergoeding van € 1.673,35 moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich de toegang tot de plaatsen van de misdrijven heeft verschaft door middel van inklimming en braak. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangevers en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft de verdachte in zijn verdediging niet geloofwaardig geacht. De rechtbank heeft ook de impact van de gepleegde feiten op de slachtoffers en de maatschappij in overweging genomen bij het bepalen van de strafmaat. De verdachte heeft een strafblad en was in proeftijd toen hij de nieuwe feiten pleegde, wat de rechtbank heeft meegewogen in haar beslissing.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/234130-24, 09/217784-24 (ttz.gev) en 09/730188-18 (tul)
Datum uitspraak: 12 november 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 29 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.L.M. van Rookhuizen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.B.M. Nohl naar voren is gebracht.
[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd en schadevergoeding gevorderd. De rechtbank heeft kennisgenomen van de toelichting op de vordering van [naam 1] van Slachtofferhulp Nederland en van een schriftelijke slachtofferverklaring.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I, parketnummer 09/234130-24
1
hij op of omstreeks 20 juli 2024 te 's-Gravenhage, een geldbedrag tussen de 800 en 900 euro, althans enig geldbedrag en/of een autosleutel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam restaurant] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen geldbedrag en/of autosleutel onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2
hij op of omstreeks 15 juni 2024 te 's-Gravenhage, een Ipad en/of een tablet en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen Ipad en/of tablet en/of telefoon onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3
hij op of omstreeks 25 juni 2024 te 's-Gravenhage, drie, althans één of meerdere pinpassen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam Hostel] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen pinpas(sen) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door de universele sleutel van de kluisjes achter de balie van [naam Hostel] weg te nemem en/of vervolgens met die niet voor gebruik door hem , verdachte, bestemde sleutel die kluisjes heeft geopend en/of vervolgens die pinpas(sen) heeft weggenomen;
4
hij op of omstreeks 4 juli 2024 te 's-Gravenhage, 10 flessen sterke drank en/of 24 flesjes bier en/of (ongeveer) 40 flesjes frisdrank, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan schaakcafe En Passant, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen flessen sterke drank en/of bier en/of frisdrank onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
5
hij op of omstreeks 23 juni 2024 te 's-Gravenhage, een telefoon (Iphone 14 plus), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door het
geopende slaapkamerraam van de slaapkamer waar die [benadeelde] zich bevond, naar binnen te klimmen en/of vervolgens die [benadeelde] van hem af te duwen en/of een stanleymes, althans een soortgelijk voorwerp, uit zijn zak te pakken en daarmee zwaaiende en/of stekende bewegingen maakte naar, althans in de richting van die zich op korte afstand van hem verdachte bevindende [benadeelde] ;

Dagvaarding II, parketnummer 09/217784-24

hij op of omstreeks 5 juli 2024 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een of meerdere goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar
mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming', de tuindeur heeft geopend en/of (vervolgens) de achtertuin van de [adres 2] in is gegaan en/of (vervolgens) een of meerdere malen de deurklink van de keukendeur naar beneden heeft getrokken en/of door het raam de woning in heeft gekeken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding I en het bij dagvaarding II ten laste gelegde, met dien verstande dat de verdachte met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 3 ten laste gelegde partieel dient te worden vrijgesproken van het bestanddeel ‘valse sleutel’, met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 4 ten laste gelegde partieel dient te worden vrijgesproken van het bestanddeel ‘braak’ en met betrekking tot het bij dagvaarding II ten laste gelegde partieel dient te worden vrijgesproken van medeplegen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het bij dagvaarding I onder 1, 3 en 5 en het bij dagvaarding II ten laste gelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 2 en 4 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, behoudens voor wat betreft het onderdeel ‘braak’ ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde, nu uit het dossier volgt dat het raam reeds was vernield.
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 1 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat de verdachte in het restaurant aanwezig was omdat hij een slaapplek zocht, maar daar geen goederen heeft weggenomen. Met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat er geen wegnemingshandelingen op de beelden zijn te zien en dat er geen gebruik is gemaakt van een valse sleutel. Ten aanzien van het bij dagvaarding I onder 5 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich primair op het standpunt gesteld dat de beelden niet van dusdanige kwaliteit zijn dat onomstotelijk kan worden vastgesteld dat de persoon op de beelden de verdachte betreft. Daarnaast is de raadsvrouw van mening dat de herkenningen gedaan door de verbalisanten [naam 4] en [naam 5] onbetrouwbaar zijn, nu zij kennis hadden van het strafrechtelijk verleden van de verdachte. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het onderdeel ‘geweld’, nu nergens uit blijkt dat de verdachte een stanleymes voorhanden heeft gehad dan wel aangever heeft geduwd. Ten aanzien van het bij dagvaarding II ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een begin van uitvoering.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Dagvaarding I
Feit 1
De rechtbank acht de ten laste gelegde diefstal door middel van inklimming wettig en overtuigend bewezen. Zij overweegt als volgt.
De verdachte heeft bekend aanwezig te zijn geweest in het restaurant [naam restaurant] en het dossier geeft geen indicatie dat er nog iemand anders dan de aangever en de verdachte in het pand aanwezig waren. De verklaring van de verdachte dat hij in het restaurant aan het slapen was, acht de rechtbank onaannemelijk. De aangever heeft de verdachte namelijk, na het horen van een dichtslaande deur, staand in een kast onder aan de trap aangetroffen. Nadat de verdachte door de politie was aangehouden, zag de aangever dat de inhoud van zijn tas was uitgestreken over de tafel in de snijkeuken en dat het contante geld, zo’n € 800,- à € 900,-, dat in zijn tas zat er niet bij lag. Tevens ontbrak er een autosleutel. De rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaring van de aangever. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van braak of verbreking nu er geen schade is ontstaan, maar wel van insluiping, wat een vorm van inklimming is. De verdachte is via het rolluik achter in het restaurant op de begane grond, dat niet helemaal gesloten was, het restaurant binnengegaan. Het gebruikmaken van een bestaande of geforceerde opening levert inklimming op.
Feit 2
De rechtbank acht de ten laste gelegde diefstal van alle ten laste gelegde goederen door middel van braak wettig en overtuigend bewezen. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij enkel een telefoon had meegenomen. De rechtbank heeft echter geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaring van de aangever, die inhoudt dat niet alleen een telefoon, maar ook een iPad en een tablet waren weggenomen.
Feit 3
Gelet op de aangifte, het feit dat de verdachte heeft bekend dat hij het Hostel binnen is gegaan, gelet op de camerabeelden van de lockers en de herkenning van de verdachte op die beelden, is de rechtbank – anders dan de raadsvrouw – van oordeel dat kan worden vastgesteld dat de verdachte drie pinpassen heeft weggenomen. Dat op de camerabeelden niet specifiek is te zien dat de verdachte die pinpassen wegneemt, pleit hem niet vrij. Op de camerabeelden is namelijk wel te zien dat de verdachte meerdere lockers openmaakt en daar ook goederen uit wegneemt. De ten laste gelegde diefstal acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte bij de diefstal gebruik heeft gemaakt van een valse sleutel, zodat de verdachte van dit strafverzwarende onderdeel zal worden vrijgesproken.
Feit 4
De rechtbank acht de ten laste gelegde diefstal van flessen drank wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat er geen sprake is geweest van braak. Aangever heeft immers zelf verklaard dat het raam reeds op 30 juni 2024 verbroken was en er een houten schot voor het raam was geplaatst. Op de camerabeelden is te zien dat een ander dan de verdachte op 4 juli 2024 het pand heeft betreden alvorens de verdachte het pand betrad. Inklimming is niet ten laste gelegd. De verdachte zal van het strafverzwarende onderdeel ‘braak’ worden vrijgesproken.
Feit 5
De rechtbank overweegt dat voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning aan de hand van camerabeelden of een afbeelding van camerabeelden onder meer van belang is in hoeverre op de beelden of afbeelding voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Of daarvan sprake is hangt af van de kwaliteit van de beelden en de mate van zichtbaarheid van persoonskenmerken. Verder is van belang of de verbalisant die een verdachte herkent die verdachte ook eerder heeft gezien en hoe de herkenning tot stand is gekomen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de camerabeelden. De beelden zijn van dusdanige kwaliteit dat daarop een goed en objectief te waarderen herkenning kan worden gegrond. De dader loopt op enig moment vlak langs de camera, waarbij de contouren van zijn gezicht goed zichtbaar zijn. Verbalisant [naam 4] herkende vanuit zijn werkzaamheden de dader als de verdachte. De verbalisant heeft de verdachte reeds eerder aangehouden. De verbalisant herkende de verdachte onder andere aan zijn puntige, uitstekende oren die los staan van het hoofd, scheve neus, ingevallen oogkassen, dikkere uitstekende lippen en de grote moedervlekachtige plek op het bovenste deel van de neus. Verbalisant [naam 5] herkende de verdachte uit haar werkzaamheden als wijkagent van de wijk waar de verdachte woonachtig is. De verbalisant herkende de verdachte aan zijn smalle lange gezicht en puntige neus en opvallende loop waarin hij naar voren gebogen met zijn bovenlichaam loopt. Dit alles tezamen maakt dat de door verbalisanten gedane herkenningen van de verdachte betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Op de beelden is te zien dat de verdachte langsloopt bij de woning aan de [adres 3] te Den Haag en daar een arm steekt door het op een kier staande raam aan de straat, vermoedelijk in een poging om dat raam te openen. Op de beelden is tevens te zien dat de verdachte donkerkleurige slippers van het merk Umbro draagt. Vóór de woning van de aangever is één soortgelijke slipper achtergebleven die de dader tijdens zijn vlucht is verloren. Een andere soortgelijke slipper is op ongeveer 50 meter van de woning aan de [adres 3] aangetroffen. De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat het de verdachte is geweest die in de woning van de aangever is geweest. De rechtbank heeft voorts geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaring van de aangever over wat er in de woning is gebeurd. Uit de verklaring van aangever volgt ook dat de verdachte nadat hij had ingebroken, geweld heeft gebruikt en heeft gedreigd met geweld. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Dagvaarding II
De rechtbank acht de verklaringen van de aangever en de getuige betrouwbaar. Aangever en de getuige verklaren gelijkluidend over wat in de tuin van de woning heeft plaatsgevonden. Aangever heeft de verdachte later ook herkend als zijnde de persoon die in de tuin stond.
De rechtbank ziet geen redenen om hieraan te twijfelen. De verdachte heeft geen verklaring gegeven hoe een en ander wel zou zijn voorgevallen en de rechtbank gaat dus uit van de verklaring van de aangever en de getuige.
De verdachte heeft de tuindeur horende bij de woning van de [adres 4] te ’s-Gravenhage geopend, terwijl hier een pallet tegenaan lag, zodat de verdachte enige kracht heeft moeten gebruiken om de tuindeur te openen. Vervolgens is hij de achtertuin ingegaan. De verdachte is via de achtertuin naar de keukendeur van voornoemde woning gelopen en heeft de deurklink naar beneden getrokken en heeft door het raam de woning in gekeken.
De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen zijn aan te merken als een begin van uitvoering voor het voorgenomen misdrijf, te weten diefstal uit een woning, nu zij naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van het misdrijf. Het voornemen van de verdachte heeft zich door dit begin van uitvoering geopenbaard; de verdachte heeft de tuindeur met enige kracht moeten openen, is vervolgens de achtertuin binnengegaan en heeft geprobeerd de keukendeur open te maken.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande de ten laste gelegde poging tot diefstal door middel van inklimming wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van medeplegen, nu nergens uit blijkt dat de verdachte het feit in nauwe en bewuste samenwerking met een ander heeft gepleegd.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I
1
hij op 20 juli 2024 te 's-Gravenhage een geldbedrag tussen de 800 en 900 euro, en een autosleutel, dat/die aan [naam restaurant] , in elk geval aan een ander, toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en
dat/die weg te nemen geldbedrag en autosleutel onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
2
hij op 15 juni 2024 te 's-Gravenhage een Ipad en een tablet en een telefoon, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] , in elk geval aan een ander toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen Ipad en tablet en telefoon onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
3
hij op 25 juni 2024 te 's-Gravenhage drie pinpassen, die aan [naam Hostel] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op 4 juli 2024 te 's-Gravenhage,
2flessen drank die aan schaakcaf
éEn Passant toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
hij op 23 juni 2024 te 's-Gravenhage een telefoon (Iphone 14 plus), die [benadeelde] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door het
geopende slaapkamerraam van de slaapkamer waar die [benadeelde] zich bevond, naar binnen te klimmen en vervolgens die [benadeelde] van hem af te duwen en een stanleymes, uit zijn zak te pakken en daarmee zwaaiende bewegingen maakte naar, althans in de richting van die
zich op korte afstand van hem verdachte bevindende [benadeelde] ;
Dagvaarding II
hij op 5 juli 2024 te 's-Gravenhage, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [naam 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn
te brengen door middel van inklimming', de tuindeur heeft geopend en (vervolgens) de achtertuin van de [adres 2] in is gegaan en (vervolgens) een of meerdere malen de deurklink van de keukendeur naar beneden heeft getrokken en door het raam de woning in heeft gekeken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de eis van de officier van justitie flink te matigen en te volstaan met een straf gelijk aan de duur van het voorarrest met een voorwaardelijk deel als stok achter de deur. Tevens heeft de raadsvrouw verzocht het bevel voorlopige hechtenis op te heffen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in ruim een maand tijd schuldig gemaakt aan twee diefstallen en twee inbraken in horecagelegenheden, een poging woninginbraak en diefstal met geweld in een woning. Woninginbraken zijn ernstige feiten, waarbij inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van slachtoffers. Zij voelen zich vaak nog lange tijd onveilig in hun eigen woning. Ook bij omwonenden zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van onveiligheid. Uit de aangifte van [benadeelde] (feit 5) blijkt dat hij in zijn woning lag te slapen en daar overrompeld werd door de verdachte, die vervolgens met een stanleymes heeft gezwaaid. Dit moet voor de aangever uiterst beangstigend geweest zijn. De ervaring leert dat slachtoffers van delicten die gepaard gaan met geweld nog lange tijd angstgevoelens kunnen ondervinden. Dit soort feiten draagt bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in deze maatschappij. Woning- en bedrijfsinbraken zijn daarnaast feiten die in het algemeen, naast financiële schade, veel hinder en overlast met zich brengen. Gelet op de impact van dit soort feiten op de maatschappij in het algemeen en de slachtoffers in het bijzonder, is het uitgangspunt bij dergelijke feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 20 september 2024. De verdachte is in februari 2020 wegens soortgelijke feiten veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan de tenuitvoerlegging nu wordt gevorderd. De verdachte liep toen hij de strafbare feiten pleegde in een proeftijd en dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden om nieuwe feiten te plegen.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van
3 oktober 2024. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem onvoorwaardelijk af te straffen.
Strafoplegging
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Ook heeft zij gekeken naar vergelijkbare gevallen. Zij komt daarom tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie gevorderd. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank, gelet op hetgeen geadviseerd is in het reclasseringsrapport en ook overigens, geen aanleiding.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden en de verdachte is bij vonnis van heden schuldig bevonden aan strafbare feiten. Dit leidt tot het oordeel dat de rechtbank de voorlopige hechtenis van de verdachte niet zal opheffen. Het verzoek daartoe zal worden afgewezen.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Ten aanzien van dagvaarding I, feit 5
[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.673,35, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 673,35 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de immateriële schade op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen dan wel te worden gematigd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bij dagvaarding I onder 5 bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
De rechtbank is verder van oordeel dat immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt vanwege een ‘aantasting in persoon op andere wijze’. Daartoe overweegt zij dat de aard en ernst van de normschending en de nadelige gevolgen voor de benadeelde partij (woninginbraak met geweld en bedreiging met ene stanleymes) zozeer voor de hand liggen, dat een dergelijke aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dus worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bij dagvaarding I onder 5 bewezen verklaarde feit. Gelet op wat door de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op het gevorderde bedrag van € 1.000,-.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 1.673,35, bestaande uit € 673,35 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 23 juni 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskosten
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bij dagvaarding I onder 5 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.673,35, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 juni 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 20 september 2024 gevorderd dat de bij parketnummer 09/730188-18 door de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag op 26 februari 2020 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf van zes maanden, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, subsidiair de proeftijd met één jaar te verlengen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 20 september 2024 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 26 februari 2020, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd door zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom schuldig te maken aan strafbare feiten.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I en II ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
Dagvaarding I
ten aanzien van feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
ten aanzien van feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van feit 3:
diefstal;
ten aanzien van feit 4:
diefstal;
ten aanzien van feit 5:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld/bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
Dagvaarding II
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (DERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 1.673,35 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 23 juni 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [benadeelde] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 1.673,35, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 juni 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [benadeelde] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 26 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 26 februari 2020, gewezen onder parketnummer 09/730188-18, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, voorzitter,
mr. L. Amperse, rechter,
mr. K.O. Hamelink, rechter,
in tegenwoordigheid van V. Grampon en mr. L.A. Duijm, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 november 2024.