ECLI:NL:RBDHA:2024:18587

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
C/09/674102 KG RK 24-1446
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens te late indiening en gebrek aan objectieve rechtvaardiging

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 11 november 2024 uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, die niet-ontvankelijk is verklaard. Verzoekster had op 16 oktober 2024 een wrakingsverzoek ingediend tegen kantonrechter mr. M.E. Groeneveld-Stubbe, naar aanleiding van een zitting op 25 juli 2024. Tijdens deze zitting had verzoekster het gevoel dat er geen hoor- en wederhoor was toegepast en dat de kantonrechter vooringenomen was. Verzoekster was op 19 september 2024 geïnformeerd over haar recht op wraking, maar heeft het verzoek pas bijna vier weken later ingediend, zonder een redelijke verklaring voor deze vertraging. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek te laat was en dat er geen inhoudelijke beoordeling van het verzoek kon plaatsvinden. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2024/77
zaak- /rekestnummer: C/09/674102 KG RK 24-1446
Beslissing van 11 november 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. M.E. Groeneveld-Stubbe,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 16 oktober 2024;
- het schrijven naar aanleiding van de klacht ingediend door verzoekster van 7 oktober 2024;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter, ontvangen op 23 oktober 2024;
- de e-mail van verzoekster van 24 oktober 2024 om 16:00 uur;
- de e-mail van verzoekster van 24 oktober 2024 om 16:03 uur;
- de e-mail van verzoekster van 24 oktober 2024 om 16:10 uur;
- de e-mail van verzoekster van 24 oktober 2024 om 16:13 uur;
- de e-mail van verzoekster van 24 oktober 2024 om 16:16 uur;
- de e-mail van verzoekster van 25 oktober 2024.
1.2.
Op 28 oktober 2024 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- verzoekster;
- [verzoekster in de hoofdzaak] en [belanghebbende in de hoofdzaak] , respectievelijk verzoekster en belanghebbende in de hoofdzaak, als toehoorder.
De kantonrechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 11038619 EJ VERZ 24-74084, betreffende het verzoek tot de instelling van een bewind en mentorschap ten behoeve van [naam] , waarbij, onder andere, verzoekster als belanghebbende is aangemerkt. Op 25 juli 2024 heeft er in deze procedure een zitting plaatsgevonden.
Naar aanleiding van deze zitting heeft verzoekster een klacht ingediend bij het bestuur van de rechtbank omdat zij te horen zou hebben gekregen dat zij geen wrakingsverzoek in kon dienen. Blijkens het schrijven van 7 oktober 2024 van de klachtenfunctionaris, heeft er op 19 september 2024 telefonisch een gesprek plaatsgevonden tussen verzoekster en de klachtenfunctionaris. In de tussenliggende periode heeft de kantonrechter op 12 september 2024 een huisbezoek gebracht aan [naam] om hem te horen. Een nadere zitting was reeds gepland op 21 oktober 2024, welke zitting geen doorgang heeft gevonden omdat verzoekster de kantonrechter op 16 oktober 2024 alsnog heeft gewraakt.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke verzoek, het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. Aanleiding voor het wrakingsverzoek is de gang van zaken tijdens de zitting van 25 juli 2024, waarbij de kantonrechter volgens verzoekster geen hoor- en wederhoor heeft toegepast. Volgens verzoekster is er sprake van een niet-onafhankelijke rechtsgang en houdt de kantonrechter zwaar onvoldoende rekening met de kwetsbaarheid, gevoeligheid en diepste wensen van de vader ( [naam] ) van verzoekster. Uit de vragen die de kantonrechter heeft gesteld blijkt de vooringenomenheid van de rechter. Daarnaast hebben verzoekster en haar advocaat aangegeven dat zij niet over de relevante stukken beschikken, maar heeft de kantonrechter de behandeling van de zaak niet aangehouden opdat verzoekster en haar advocaat alle relevante stukken alsnog kunnen lezen. Tevens heeft de kantonrechter niet de door verzoekster ingebrachte stukken gelezen. De kantonrechter heeft ter zitting opgemerkt dat ‘alleen een externe bewindvoerder op zijn plaats is’. Door deze opmerking heeft de kantonrechter blijk gegeven dat zij haar oordeel al had gevormd. Ten slotte heeft de kantonrechter blijk gegeven van vooringenomenheid nu zij partijen middels een brief heeft medegedeeld dat er in principe op 3 oktober 2024 een beschikking zou worden afgegeven, tenzij partijen prijs stellen op een zitting.
2.3.
De kantonrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.
2.4.
Verzoekster heeft haar wrakingsgronden in haar schrijven van 24 en 25 oktober 2024 nader toegelicht en daarbij heeft zij gereageerd op de reactie van de kantonrechter. Deze nadere toelichtingen bevatten tevens een reactie op het later toegestuurde proces-verbaal van 12 september 2024, waarbij [naam] door de kantonrechter op locatie is gehoord. Tevens heeft verzoekster ter zitting een e-mail van de griffier van de kantonrechter van 19 september 2024 overgelegd, waarin wordt aangegeven dat indien partijen prijs stellen op een zitting, de kantonrechter dat graag uiterlijk maandag 23 september 2024 verneemt. Mocht die behoefte er zijn zou er op 3 oktober 2024 een zitting plaatsvinden. Die zitting is vervolgens klaarblijkelijk op 21 oktober 2024 gepland.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Het verzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen. Verzoekster is blijkens het schrijven van de klachtenfunctionaris d.d. 7 oktober 2024 op 19 september 2024 er telefonisch van op de hoogte gesteld dat klachten over het verloop van de zitting (van 25 juli 2024) raken aan de rechterlijke onafhankelijkheid en dat de klachtenprocedure hiervoor niet is bedoeld. Verzoekster wordt in de hoofdzaak bijgestaan door een advocaat. Het wrakingsverzoek is gedaan op 16 oktober 2024. Voor het tijdsverloop van bijna vier weken nadat verzoekster duidelijk is gemaakt dat haar veronderstelling dat de klachtenprocedure hier de aangewezen procedure zou zijn niet juist is, is door verzoekster geen redelijke verklaring gegeven. Het verzoek is daarom te laat ingediend en verzoekster kan dan ook niet worden ontvangen in het verzoek. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de wrakingskamer daarom niet toe.
3.3.
Ten overvloede merkt de wrakingskamer het volgende op:
In haar schrijven van 24 oktober 2024 reageert verzoekster op de gang van de zaken zoals weergegeven in het proces-verbaal van 12 september 2024. Dit proces-verbaal is door de wrakingskamer ontvangen op 23 oktober 2024 en de wrakingskamer ziet geen aanleiding te veronderstellen dat verzoekster dit proces-verbaal eerder heeft ontvangen. De bezwaren van verzoekster omtrent de gang van zaken tijdens het huisbezoek op 12 september 2024 en het proces-verbaal daarvan kan zij op een nadere zitting van de kantonrechter aan de orde stellen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster p/a haar advocaat mr. M. Bakhuis;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P. Kleijn, M. Kramer en E.A.W. Schippers, in tegenwoordigheid van de griffier S.J.W.M. Luijten en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2024. Bij ontstentenis van de voorzitter is deze beslissing ondertekend door de oudste rechter.
de griffier de oudste rechter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.