ECLI:NL:RBDHA:2024:18587
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek wegens te late indiening en gebrek aan objectieve rechtvaardiging
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 11 november 2024 uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, die niet-ontvankelijk is verklaard. Verzoekster had op 16 oktober 2024 een wrakingsverzoek ingediend tegen kantonrechter mr. M.E. Groeneveld-Stubbe, naar aanleiding van een zitting op 25 juli 2024. Tijdens deze zitting had verzoekster het gevoel dat er geen hoor- en wederhoor was toegepast en dat de kantonrechter vooringenomen was. Verzoekster was op 19 september 2024 geïnformeerd over haar recht op wraking, maar heeft het verzoek pas bijna vier weken later ingediend, zonder een redelijke verklaring voor deze vertraging. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek te laat was en dat er geen inhoudelijke beoordeling van het verzoek kon plaatsvinden. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.