In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. Eiser had zijn aanvraag op 3 maart 2023 ingediend, maar verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft niet tijdig beslist. Op 19 april 2023 heeft verweerder Letland verzocht om eiser over te nemen op basis van de Dublinverordening, wat door de Letse autoriteiten op 1 juni 2023 is geaccepteerd. Echter, verweerder heeft eiser op 22 augustus 2023 schriftelijk laten weten zijn aanvraag niet in behandeling te nemen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet tijdig aan Letland is overgedragen en dat verweerder per 1 december 2023 verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag. De beslistermijn is begonnen op 1 december 2023. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er sinds 27 januari 2023 een besluit van kracht is dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024 met negen maanden heeft verlengd. Dit betekent dat de termijn om te beslissen op de aanvraag van eiser nog niet was verstreken toen hij op 16 juli 2024 een ingebrekestelling indiende.
Aangezien de ingebrekestelling prematuur was, heeft de rechtbank geoordeeld dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder. Daarom heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, en is op 7 november 2024 openbaar gemaakt.