Op 11 november 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.P. Koerselman, was gericht tegen de rechters mrs. F.X. Cozijn, L. Amperse en F. Bouman in een strafzaak waarin de verdenking van uitbuiting van een jonge en kwetsbare vrouw centraal staat. Verzoeker stelde dat de rechtbank blijk had gegeven van vooringenomenheid door in een tussenbeslissing te stellen dat het slachtoffer jong en kwetsbaar is, wat volgens hem de schijn van partijdigheid wekt.
De rechtbank oordeelde echter dat de opmerkingen over de kwetsbaarheid van het slachtoffer niet duiden op een gebrek aan onpartijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat de rechterlijke onpartijdigheid wordt vermoed en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om aan te nemen dat deze in het geding is. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de voorlopige hechtenis nog steeds aanwezig waren en dat het verzoek tot wraking niet gerechtvaardigd was.
De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd unaniem genomen door de rechters, en het proces in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.