ECLI:NL:RBDHA:2024:18570

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
11130327 RL EXPL
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering inzake concurrentiebeding en schadevergoeding door EU-TAX B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen EU-TAX B.V. en twee gedaagde partijen, [gedaagde partij, sub 1] en [handelsnaam 2]. EU-TAX vorderde inzage in documenten, een verklaring voor recht dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door een Vaststellingsovereenkomst te overtreden, en schadevergoeding. De procedure begon met een dagvaarding op 5 juni 2024, gevolgd door een conclusie van antwoord en aanvullende producties van beide partijen. De mondelinge behandeling vond plaats op 25 oktober 2024, waarbij de gemachtigde van EU-TAX en de gedaagden in persoon aanwezig waren. Tijdens de behandeling werd geen schikking bereikt.

De kantonrechter oordeelde dat EU-TAX onvoldoende feiten en omstandigheden had aangevoerd om haar vorderingen te onderbouwen. De vordering tot inzage in documenten werd afgewezen omdat deze te onbepaald was en leek op een 'fishing expedition'. Ook de vordering tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat er sprake was van onrechtmatig handelen door de gedaagden. De kantonrechter benadrukte dat in het Nederlandse procesrecht geen plaats is voor procederen op basis van vermoedens. EU-TAX werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die in totaal € 677,- bedroegen.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat alle vorderingen van EU-TAX worden afgewezen, en dat zij de proceskosten moet vergoeden. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Kantonrechter, zittingsplaats 's-Gravenhage
Zaaknummer: 11130327 / RL EXPL 24-10409
Vonnis van 12 november 2024
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EU-TAX B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: EU-TAX,
gemachtigde: M. Paczesny,
tegen

1.[gedaagde partij, sub 1], h.o.d.n.[handelsnaam 1],

wonende en zaakdoende te [plaats],
en
2.
[gedaagde partij, sub 2],h.o.d.n.
[handelsnaam 2],
wonende en zaakdoende te '[plaats],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde partij, sub 1] en [handelsnaam 2],
gemachtigde: mr. P.H.J. Körver.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 5 juni 2024 met vier producties (nrs. 1 tot en met 4);
- de conclusie van antwoord van 8 augustus 2024;
- de e-mail van EU-TAX van 16 oktober 2024 met een aanvullende producties (nr. 5);
- de e-mail van de gemachtigde van [gedaagde partij, sub 1] en [handelsnaam 2] van 19 oktober 2024 met zes producties (nrs. 1 tot en met 6).
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2024. Daarbij is namens EU-TAX de gemachtigde verschenen en zijn [gedaagde partij, sub 1] en [handelsnaam 2] in persoon verschenen samen met hun gemachtigde. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van EU-TAX een pleitnota overgelegd. Van hetgeen tijdens de mondelinge behadeling is besproken heeft de griffier zakelijke aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Een schikking is niet bereikt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Tussen 1 juli 2017 en 1 juli 2019 is [gedaagde partij, sub 1] in dienst geweest van EU-TAX in de functie van administratief medewerker.
2.2.
In verband met de beëindiging van het dienstverband hebben EU-TAX en [gedaagde partij, sub 1] een Vaststellingsovereenkomst gesloten (hierna: de Vaststellingsovereenkomst).
2.3.
Van de Vaststellingsovereenkomst maakt deel uit een concurrentiebeding, inhoudende dat [gedaagde partij, sub 1] gedurende een jaar na het eindigen van de arbeidsovereenkomst geen werkzaamheden, die vergelijkbaar zijn met die bij EU-TAX mag uitvoeren binnen een bepaald gebied.

3.Het geschil

3.1.
EU-TAX vordert - samengevat - inzage in stukken, een verklaring voor recht dat [gedaagde partij, sub 1] en [handelsnaam 2] onrechtmatig hebben gehandeld door de Vaststellingsovereenkomst te overtreden en EU-TAX vordert schadevergoeding.
3.2.
EU-TAX baseert haar vorderingen op het zodanig sterke vermoeden dat [gedaagde partij, sub 1] de Vaststellingsovereenkomst heeft geschonden en dat [handelsnaam 2] daar willens en wetens misbruik van heeft gemaakt, dat EU-TAX recht heeft op schadevergoeding.
3.3.
[gedaagde partij, sub 1] en [handelsnaam 2] voeren verweer. Zij ontkennen dat zij de Vaststellingsovereenkomst hebben overtreden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze procedure vordert EU-TAX achtereenvolgens de overlegging van een reeks bescheiden, een bevel om per overtreding een dwangsom te betalen van € 250,- per keer, een verklaring voor recht dat op basis van de Vaststellingsovereenkomst [gedaagde partij, sub 1] en [handelsnaam 2] onrechtmatig hebben gehandeld ten opzichte van EU-TAX en een hoofdelijke schadevergoeding.
4.2.
Geen van deze vorderingen kan tot een veroordeling van [gedaagde partij, sub 1] en [handelsnaam 2] leiden.
4.3.
Wat betreft de gevorderde overlegging van een reeks van documenten voert EU-TAX geen enkele rechtsgrond daarvoor aan. Dat alleen zou al voldoende zijn om deze vordering af te wijzen. Indien de kantonrechter de rechtsgrond zou aanvullen door ervan uit te gaan dat EU-TAX zich beroept op artikel 843a Rv dan hebben [gedaagde partij, sub 1] en [handelsnaam 2] terecht aangevoerd dat de lijst van bescheiden, waarvan EU-TAX inzage zou willen hebben, zodanig ongedefinieerd is dat het veel weg heeft van een ‘fishing expedition’. Daarvoor kan artikel 843a Rv niet worden ingezet. En dat is nog los van het gegeven dat volstrekt niet duidelijk is dat de bescheiden waarvan EU-TAX inzage wenst, wel bestaan.
4.4.
Ten tweede vordert EU-TAX een dwangsom voor iedere overtreding terzake de overlegging van de bescheiden. Nu de vordering daartoe wordt afgewezen, volgt daaruit dat deze vordering ook zal worden afgewezen.
4.5.
Ten derde vordert EU-TAX een verklaring voor recht dat [gedaagde partij, sub 1] en [handelsnaam 2] de Vaststellingsovereenkomst hebben overtreden. Deze vordering zal als onvoldoende onderbouwd door EU-TAX worden afgewezen. EU-TAX baseert haar stelling dat [gedaagde partij, sub 1] en [handelsnaam 2] de Vaststellingsovereenkomst hebben overtreden enkel en alleen op aannames en vermoedens, zoals bijvoorbeeld dat het ‘opvallend’ is dat een klant van EU-TAX uit Lelystad uit eigen beweging is overgegaan naar het kantoor van [handelsnaam 2] en dat [gedaagde partij, sub 1] en [handelsnaam 2] voor hun verweer in deze zaak niet gekozen hebben voor een advocaat-gemachtigde die Pools spreekt.
4.6.
In het Nederlandse civiele procesrecht is geen ruimte om te procederen op basis van vermoedens. Tenminste dient een eisende partij in de dagvaarding concrete feiten en omstandigheden aan te voeren, waartegen een gedaagde partij verweer kan voeren. Afhankelijk van hetgeen partijen in die fase van het geding naar voren brengen, kan in een volgende fase een bewijstraject volgen.
4.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft EU-TAX in deze procedure zo weinig concreets aan feiten en omstandigheden naar voren gebracht dat alleen al daarom haar vordering moet worden afgewezen. Aan nadere bewijsvoering wordt daarom niet toegekomen.
4.8.
Omdat niet vastgesteld kan worden dat er sprake is ven enig onrechtmatig handelen van [gedaagde partij, sub 1] en [handelsnaam 2] zal ook de vordering tot schadevergoeding worden afgewezen, nog los van de omstandigheid dat in het petitum daarvan geen enkel concreet bedrag aan schadevergoeding worden gevorderd.
4.9.
In de dagvaarding staan naast een primaire vordering ook ‘secundaire’ en ‘tertiaire’ vorderingen. Omdat deze niet wezenlijk afwijken van hetgeen EU-TAX primair vordert behoeven deze vorderingen naar het oordeel van de kantonrechter geen afzonderlijke beoordeling.
4.10.
EU-TAX zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde partij, sub 1] en [handelsnaam 2] als volgt begroot:
gemachtigdensalaris € 542,- (2 salarispunten van € 271,-)
nakosten
€ 135,-
totaal € 677,-

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van EU-TAX af;
5.2.
veroordeelt EU-TAX in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde partij, sub 1] en [handelsnaam 2] van
€ 677,-, te voldoen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als EU-TAX niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, is EU-TAX ook de betekeningskosten verschuldigd;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling van EU-TAX uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2024 in aanwezigheid van de giffier.