ECLI:NL:RBDHA:2024:18471

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
C/09/667541 / KG ZA 24-511
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over onterechte aangifte van verduistering van een vrachtwagen tussen een groothandel en de Politie

In deze zaak, die op 11 november 2024 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, vorderde SH Systems, een groothandel in ijzer- en metaalwaren, de Politie tot het doorhalen van een aangifte van verduistering van een vrachtwagen. De vrachtwagen, die op naam van SH staat geregistreerd, was door de leasemaatschappij [bedrijfsnaam 1] aangemeld als verduisterd. SH betwistte de rechtmatigheid van deze aangifte en vorderde ook een voorschot op schadevergoeding van € 39.000,-. De Politie had de aangifte gedaan op basis van een leaseovereenkomst die SH niet had nageleefd, en de voorzieningenrechter oordeelde dat de Politie geen reden had om aan de aangifte te twijfelen. De vorderingen van SH werden afgewezen, en de rechtbank oordeelde dat SH zich moest wenden tot de leasemaatschappij voor eventuele schadeclaims. SH werd veroordeeld in de proceskosten van de Politie, die in totaal € 4.174,- bedroegen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/667541 / KG ZA 24-511
Vonnis in kort geding van 11 november 2024
in de zaak van
SH SYSTEMSte Losser,
eiser,
advocaat mr. M.F.J. Martens te Den Bosch,
tegen:
NATIONALE POLITIEte Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. M. Beekes te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘SH Systems’ en ‘de Politie’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 juni 2024, met producties en aanvullende producties;
- de producties van de Politie.
1.2.
SH heeft de Staat en de Politie gedagvaard om op 8 juli 2024 te verschijnen voor de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Kort voor de geplande mondelinge behandeling heeft SH verzocht de zaak voor drie weken aan te houden in verband met schikkingsonderhandelingen. Vervolgens is de zaak nader aangehouden tot 28 oktober 2024. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft SH haar vorderingen gericht tegen de Staat ingetrokken. De Staat is daarom geen partij en staat daarom niet vermeld in de kop van het vonnis.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2024. De advocaten van partijen hebben ter zitting het woord gevoerd aan de hand van pleitnotities. Deze pleitnotities maken deel uit van het dossier. Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
SH is een groothandel in ijzer- en metaalwaren.
2.2.
SH heeft sinds november 2022 de feitelijke beschikking over een vrachtwagen van het merk DAF met kenteken [kenteken] (hierna: de vrachtwagen) en het bijbehorend kentekenbewijs.
2.3.
De eigenaar van de vrachtwagen is [bedrijfsnaam 1] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 1] ), een leasemaatschappij. Bij de overschrijving van het kenteken op naam van SH op 11 november 2022 is door [bedrijfsnaam 1] een verstrekkingsvoorbehoud gemaakt bij de Rijksdienst voor het wegverkeer (hierna: RDW).
2.4.
Op 19 februari 2024 heeft [bedrijfsnaam 1] bij de Politie aangifte gedaan van verduistering van de vrachtwagen. In de aangifte wordt [bedrijfsnaam 2] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 2] ) als verdachte aangemerkt. Hierbij heeft [bedrijfsnaam 1] verklaard dat zij een in 2020 met [bedrijfsnaam 2] gesloten leaseovereenkomst op 17 oktober 2023 heeft ontbonden en dat [bedrijfsnaam 2] vervolgens heeft nagelaten de vrachtwagen in te leveren.
2.5.
Op 19 februari heeft het RDW het kenteken van de vrachtwagen gesignaleerd. Bij brief van 20 februari 2024 heeft de RDW SH hierover geïnformeerd en meegedeeld dat de tenaamstelling van het kenteken vanaf die datum wordt stopgezet.
2.6.
Bij brieven van 1 maart en 29 maart 2024 heeft de advocaat van SH bezwaar gemaakt tegen de signalering van de vrachtwagen. In deze brief heeft de advocaat geschreven dat de vrachtwagen sinds 11 november 2022 op naam van SH staat geregistreerd, dat de vrachtwagen niet gestolen is en dat SH de beschikking over de vrachtwagen heeft. Hierop heeft de RDW de advocaat verwezen naar de Politie, onder mededeling van het nummer van het betreffende proces-verbaal (hierna: het proces-verbaal).
2.7.
Bij brieven van 15 april, 8 mei en 27 mei 2024 heeft de advocaat van SH het betreffende proces-verbaal bij (verschillende onderdelen van) de Politie opgevraagd.
2.8.
Bij brief van 3 juni 2024 heeft de Politie aan de advocaat van SH meegedeeld dat het gevraagde proces-verbaal niet voor verstrekking in aanmerking komt, omdat er geen wettelijke grondslag is.
2.9.
Per e-mail van 2 juli 2024 heeft de advocaat van de Politie de advocaat van SH verzocht om te laten weten op welke titel SH eigenaar is geworden van de vrachtwagen. De advocaat van SH heeft deze vraag onbeantwoord gelaten.
2.10.
Bij brief van 2 augustus 2024 heeft de advocaat van SH aan de advocaat van de Politie meegedeeld dat SH niets weet van een verstrekkingsvoorbehoud, een leaseovereenkomst, van leasetermijnen die niet zouden zijn betaald en ontbinding van de vermeende overeenkomst. In deze brief heeft de advocaat van SH zich op het standpunt gesteld dat de betreffende leasemaatschappij zich tot haar contractspartijen moet wenden en dat een civiele procedure meer voor de hand ligt dan aangifte doen bij de politie.
2.11.
De aangifte van [bedrijfsnaam 1] heeft (vooralsnog) niet geleid tot strafrechtelijk onderzoek.

3.Het geschil

3.1.
SH vordert, zakelijk weergegeven, de Politie te veroordelen tot:
afgifte van het proces-verbaal, zulks op straffe van een dwangsom;
het seponeren van de aangifte van diefstal dan wel verduistering verwoord in het proces-verbaal, althans de aangifte te verwijderen uit de systemen van politie en/of justitie alsook de daarbij horende signalering van de vrachtwagen voor wat het gebruik op de openbare weg, zulks op straffe van een dwangsom;
betaling van € 39.000,- bij wijze van voorschot op de door SH geleden en te lijden schade, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
met veroordeling van de Politie in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten.
3.2.
Aan deze vordering legt SH het volgende ten grondslag.
De door SH gebruikte vrachtwagen is ten onrechte gesignaleerd als gestolen, omdat SH daarover de beschikking heeft. Door de signalering kan SH de vrachtwagen niet gebruiken, omdat zij anders het risico loopt dat hij van de weg wordt gehaald. SH heeft belang bij afgifte van het proces-verbaal. Daarnaast dient de signalering te worden verwijderd, waarna ook de melding bij de RDW ongedaan gemaakt kan worden. Door de onterechte signalering lijdt SH schade die door de Politie moet worden vergoed. SH begroot haar schade tot eind juni op € 39.000.--.
3.3.
De Politie voert verweer. De Politie concludeert tot afwijzing van de vorderingen van SH, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van SH in de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Kort voor de mondelinge behandeling heeft de Politie het proces-verbaal waarvan SH afgifte vordert in het geding gebracht. De vordering tot afgifte van het proces-verbaal wordt daarom, bij gebrek aan belang, afgewezen.
4.2.
De kern van het resterende geschil betreft de vragen 1) of de aangifte en de signalering moeten worden doorgehaald, en 2) of de Politie verplicht is de door SH gestelde schade en de daadwerkelijke proceskosten te vergoeden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter komen de vorderingen van SH niet voor toewijzing in aanmerking. De voorzieningenrechter licht dit toe als volgt.
4.3.
Naar aanleiding van de aangifte van verduistering door [bedrijfsnaam 1] heeft de Politie de vrachtwagen doen signaleren door de RDW. Het doen van de signalering en het handhaven ervan is alleen onrechtmatig indien er voor de Politie aanleiding bestond (of later is ontstaan) om aan de aangifte te twijfelen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter had de Politie ten tijde van de aangifte geen reden om te twijfelen aan de aangifte en ook de informatie die SH in dit kort geding naar voren is gekomen geeft onvoldoende reden om te twijfelen aan de juistheid van de aangifte, aangezien niet aannemelijk is geworden dat SH rechtmatig over de vrachtwagen beschikt.
4.4.
In de dagvaarding heeft SH zich niet uitgelaten over de eigendom van de vrachtwagen. Zij heeft enkel gesteld dat zij de beschikking had over de vrachtwagen en het bijbehorende kentekenbewijs. Kort voor de mondelinge behandeling heeft de Politie een verklaring van [bedrijfsnaam 1] , de eigenaar van de vrachtwagen, overgelegd, waarin [bedrijfsnaam 1] heeft verklaard dat zij na de ontbinding van de leaseovereenkomst met [bedrijfsnaam 2] een overeenkomst heeft gesloten met SH op grond waarvan SH het contract en de vrachtwagen zou overnemen. Volgens de verklaring van [bedrijfsnaam 1] heeft SH niet aan de voorwaarden voldaan en is het contract daarom niet geactiveerd en uiteindelijk geannuleerd. Op basis van de getekende contracten had [bedrijfsnaam 1] wel alvast het kenteken van de vrachtwagen op naam van SH geregistreerd, aldus [bedrijfsnaam 1] . Daarnaast heeft de Politie de op 27 oktober 2022 tussen SH en [bedrijfsnaam 1] gesloten overeenkomst overgelegd, die namens SH is ondertekend door haar statutair bestuurder. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de statutair bestuurder van SH erkend dat hij die overeenkomst in oktober 2022 heeft ondertekend en dat hij vervolgens het kentekenbewijs heeft ontvangen. Volgens SH heeft zij ondanks meerdere pogingen om met [bedrijfsnaam 1] in contact te komen nooit een afschrift van de leaseovereenkomst, of facturen ontvangen en heeft zij (daarom) ook nooit enige leasetermijn – waarvan er volgens de getekende leaseovereenkomst nog diverse verschuldigd zouden zijn – aan [bedrijfsnaam 1] voldaan.
4.5.
In het beperkte kader van dit kort geding, waarin [bedrijfsnaam 1] geen partij is, kan niet worden vastgesteld wat zich tussen [bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 2] en SH heeft afgespeeld. Kennelijk heeft [bedrijfsnaam 1] het kenteken van de vrachtwagen (onder verstrekkingsvoorbehoud; dat betekent, begrijpt de voorzieningenrechter, dat de eigendom vooralsnog bij [bedrijfsnaam 1] zou blijven) op naam van SH gesteld, zonder dat vervolgens een (definitieve) leaseovereenkomst tot stand is gekomen. Het is onduidelijk waarom [bedrijfsnaam 1] de vrachtwagen niet heeft opgeëist bij SH, waarom zij in plaats daarvan aangifte van verduistering heeft gedaan bij de politie en waarom zij SH niet in de aangifte heeft vermeld. Indien dat laatste wel het geval zou zijn geweest, had de Politie het proces-verbaal mogelijk eerder aan SH verstrekt. Daar staat tegenover dat het voor SH duidelijk moet zijn geweest dat zij geen eigenaar is van de vrachtwagen en het kan voor haar geen verrassing zijn dat de aangifte afkomstig is van [bedrijfsnaam 1] .
4.6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft SH niet aannemelijk gemaakt dat zij rechtmatig over de vrachtwagen beschikt. Verder heeft SH haar stelling dat zij vanaf oktober 2022 veelvuldig heeft geprobeerd om telefonisch en schriftelijk met [bedrijfsnaam 1] in contact te komen, niet onderbouwd: er is niets ter staving van die pogingen overgelegd. Daar komt bij dat SH tot aan de mondelinge behandeling heeft verklaard dat zij niets weet van een verstrekkingsvoorbehoud of een leaseovereenkomst en dat zij de Politie desgevraagd niet heeft willen vertellen hoe zij de beschikking over de vrachtwagen heeft gekregen.
4.7.
Onder die omstandigheden had en heeft de Politie naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de aangifte van [bedrijfsnaam 1] . De Politie had en heeft onvoldoende reden om aan te nemen dat SH met goedvinden van [bedrijfsnaam 1] de beschikking heeft over de vrachtwagen. Het feit dat SH over het kentekenbewijs (met verstrekkingsvoorbehoud) beschikt, is onvoldoende om het vermoeden van verduistering te weerleggen. Dit betekent dat de Politie niet onrechtmatig handelt door het handhaven van de signalering van de vrachtwagen. Indien SH meent dat de eigendomspretentie en aangifte van [bedrijfsnaam 1] onterecht zijn en dat zij daardoor schade heeft geleden, dient zij zich te wenden tot [bedrijfsnaam 1] .
4.8.
De slotsom is dat de vordering tot het doorhalen van de signalering wordt afgewezen. Aangezien niet aannemelijk is dat de Politie door handhaving van de signalering onrechtmatig handelt c.q. heeft gehandeld, bestaat geen grond voor toewijzing van de door SH gevorderde schadevergoeding of een voorschot daarop.
4.9.
De vorderingen van SH worden afgewezen. SH is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de Politie worden begroot op:
- griffierecht
2.889,--
- advocaat
1.107,--
- nakosten
€ 178,--
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.174,--
4.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt SH in de proceskosten van € 4.174,--, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als SH niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet SH € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
veroordeelt SH in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2024.
WJ