Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[naam], verzoeker,
[naam 5], minderjarig kind,
Rechtbank Den Haag
Op 15 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, bestaande uit een gezin van Turkse nationaliteit, een voorlopige voorziening vroegen in verband met hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvragen waren door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 15 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië als verantwoordelijk land voor de behandeling van de aanvragen werd aangemerkt. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 12 februari 2024 behandeld, waarbij verzoekers aanwezig waren met hun gemachtigde en een tolk. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is vastgesteld dat er al een uitspraak was gedaan in andere aanverwante zaken, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig was.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, in aanwezigheid van griffier Z.P. de Wilde, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.