ECLI:NL:RBDHA:2024:18465

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
NL24.26949
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen en beslissing op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. B.A. Palm, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag is op 15 juli 2024 afgewezen, maar eiser heeft geen reactie gegeven op het verzoek van de griffier om te bevestigen of deze beslissing aanleiding geeft om het beroep in te trekken. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk is, omdat verweerder inmiddels een beslissing heeft genomen. Daarnaast is het beroep tegen de afwijzing van de aanvraag van 15 juli 2024 ook niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen gronden heeft ingediend die tegen deze beslissing zijn gericht. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50, omdat verweerder tijdens het beroep alsnog een beslissing heeft genomen op de aanvraag. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka op 2 oktober 2024 en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.26949
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. B.A. Palm),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).
Op 15 juli 2024 heeft verweerder alsnog een afwijzend besluit genomen op de aanvraag.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Dat is wat eiser heeft gedaan. Inmiddels heeft verweerder wel een besluit genomen. Verweerder heeft dus gedaan wat eiser wilde en de rechtbank hoeft dit dan ook niet meer aan verweerder op te dragen. Omdat eiser het beroep niet heeft ingetrokken, moet de rechtbank nog wel een beslissing nemen over het beroep.
3. Ondanks dat eiser daartoe in de gelegenheid is gesteld, heeft eiser niet gereageerd op het verzoek van de griffier van 17 juli 2024 om mee te delen of verweerders beslissing op de aanvraag van 15 juli 2024 aanleiding vormt om het beroep in te trekken. De rechtbank ziet daarom aanleiding om het beroep tegen het niet op tijd nemen van een beslissing op de aanvraag mede gericht te achten tegen de alsnog genomen beslissing op de aanvraag van 15 juli 2024.2
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
4. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet op tijd nemen van een beslissing op de aanvraag overweegt de rechtbank het volgende. Verweerder heeft niet op tijd beslist op de aanvraag van eiser. Omdat verweerder inmiddels wel heeft beslist in de vorm van de beslissing op de aanvraag van 15 juli 2024 is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Eiser heeft namelijk geen belang meer bij zijn oorspronkelijke beroep (geen procesbelang).
5. Voor zover het beroep is gericht tegen de beslissing op de aanvraag van 15 juli 2024 overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank heeft eiser per brief van 17 juli 2024 in de gelegenheid gesteld om de rechtbank te berichten of hij het eens is met de beslissing op de aanvraag. Hierbij is vermeld dat als eiser het niet eens is met het besluit, hij de gelegenheid heeft om binnen twee weken uit te leggen waarom dat zo is. Daarbij is meegedeeld dat het beroep bij niet tijdig reageren ongegrond of niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Deze termijn is verstreken zonder dat van de geboden gelegenheid gebruik is gemaakt. De rechtbank stelt verder vast dat het beroepschrift van 2 juli 2024 slechts gronden bevat die betrekking hebben op de overschrijding van de beslistermijn. Het beroepschrift bevat geen gronden die gericht zijn tegen de beslissing op de aanvraag van 15 juli 2024. Voor zover het beroep is gericht tegen de beslissing op de aanvraag van 15 juli 2024, is dit daarom ook kennelijk niet-ontvankelijk.
6. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank stelt vast dat verweerder aan eiser tegemoet is gekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een beslissing op de aanvraag te nemen. De rechtbank veroordeelt verweerder ter zake daarom in de door eiser gemaakte proceskosten.
7. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Verweerder wordt niet veroordeeld in de proceskosten voor zover het beroep is gericht tegen de beslissing op de aanvraag van 15 juli 2024, omdat hiertoe geen gronden zijn ingediend en eiser ook geen reactie heeft gegeven op het bericht van 17 juli 2024.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen de beslissing op de aanvraag van 15 juli 2024 niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van D.D. Bijlhout, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
02 oktober 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.