ECLI:NL:RBDHA:2024:18418

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
SGR 22/6626
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om bedrijfswoning te gebruiken als burgerwoning en onbevoegdheid rechtbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 november 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om haar bedrijfswoning te gebruiken als burgerwoning behandeld. Eiseres had op 5 oktober 2020 een aanvraag ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp op 1 juni 2021 werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat zij onbevoegd is om kennis te nemen van het beroep voor zover dit gericht is tegen de afwijzing van de aanvraag om toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid. Dit omdat de Wet ruimtelijke ordening per 1 januari 2024 is vervallen en de Omgevingswet in werking is getreden, waardoor het beroep in eerste en enige aanleg openstaat bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond voor zover dit is gericht tegen de afwijzing van de aanvraag om een omgevingsvergunning te verlenen. Eiseres betoogt dat de afwijzing onterecht is, omdat het gebruik van de bedrijfswoning als burgerwoning niet zou leiden tot strijd met de goede ruimtelijke ordening. De rechtbank oordeelt echter dat de aanvraag niet voldoet aan de vereisten van de wijzigingsbevoegdheid en dat er sprake is van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat door geluidsoverlast van het naastgelegen glastuinbouwbedrijf. De rechtbank concludeert dat de aanvraag om een omgevingsvergunning moet worden geweigerd, omdat de geluidgrenswaarden worden overschreden, wat een goede ruimtelijke ordening in de weg staat.

De uitspraak wordt gedaan door mr. J. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. J.A. Klein. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6626

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J. Geelhoed),
en

het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp, verweerder

(gemachtigden: mr. J. Sierveld en J. van Eeden).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij] V.O.F.uit [vestigingsplaats], derde-partij
(gemachtigde: mr. R. Oosterbroek).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om haar bedrijfswoning te gebruiken als burgerwoning.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 1 juni 2021 (het primaire besluit) afgewezen. Met het besluit van 16 september 2022 (het bestreden besluit) is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigden van verweerder, de derde-partij en de gemachtigde van de derde-partij.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres is de eigenares van de bedrijfswoning aan de [adres] te [vestigingsplaats]. Op 5 oktober 2020 heeft zij een aanvraag ingediend om deze bedrijfswoning te mogen gebruiken als burgerwoning. In deze aanvraag staat als projectomschrijving:
“Het omzetten van agrarische bestemming naar woonbestemming”
2.1.
Verweerder heeft in het primaire besluit de aanvraag afgewezen. Uit dit besluit volgt dat verweerder de aanvraag heeft opgevat als een aanvraag om het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan’, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In het besluit staat dat niet aan de vereisten van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 4.4.2 van de planregels van het bestemmingsplan wordt voldaan en dat verweerder niet met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo wil afwijken van het bestemmingsplan.
2.2.
Verweerder heeft in het bestreden besluit het primaire besluit ingetrokken. Volgens verweerder is ten onrechte niet de uitgebreide voorbereidingsprocedure toegepast. In het bestreden besluit staat dat alsnog de uitgebreide voorbereidingsprocedure is toegepast en dat een ontwerpbesluit ter inzage is gelegd. Verder staat er dat niet wordt voldaan aan de vereisten van de wijzigingsbevoegdheid van artikel 4.4.2. van de planregels en dat het beoogde gebruik van de bedrijfswoning als burgerwoning in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Verweerder heeft daarom de aanvraag opnieuw geweigerd.

Het beroep

3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Volgens eiseres heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet wordt voldaan aan de vereisten van de wijzigingsbevoegdheid van artikel 4.4.2 van de planregels. Eiseres betoogt verder dat het gebruik van de bedrijfswoning als burgerwoning niet zal leiden tot strijd met de goede ruimtelijke ordening. Volgens eiseres zal geen sprake zijn van onaanvaardbare geluidhinder vanwege het naastgelegen glastuinbouwbedrijf van de derde-partij.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden die eiseres tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd.
Juridisch kader
5. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Duurzame Glastuinbouwgebieden”. De gronden waarop de bedrijfswoning van eiseres staat hebben de bestemming ‘Agrarisch – Glastuinbouw’ met de functieaanduiding ‘bedrijfswoning’.
5.1.
Artikel 4.4.2 van de planregels bevat de wijzigingsbevoegdheid. Dit artikel luidt als volgt:
“Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat:
-een bedrijfswoning niet meer als bedrijfswoning dienst doet,
-de in lid 4.1 bedoelde bedrijfsactiviteiten ter plaatse niet meer worden uitgeoefend en
-de gronden, behoudens de bij de bedrijfswoning behorende gronden, zijn verkocht ten behoeve van schaalvergroting en/of herstructurering van glastuinbouw,
de bestemming “Agrarisch – Glastuinbouw” van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en de als tuin of erf bij die woning behorende gronden, waaronder begrepen de gronden tussen die aanduiding en de weg, te wijzigen in de bestemming “Wonen”, met inachtneming van de volgende bepalingen:
a.
wijziging is uitsluitend toegestaan indien bij elk glastuinbouwbedrijf dat bij de wijziging is betrokken, ten minste één bedrijfswoning aanwezig blijft;
b.
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt een bouwvlak aangeduid;
c.
het aantal woningen mag per geval niet worden vergroot;
d.
vooraf dient vast te staan dat alle kassen en overige voormalige bedrijfsgebouwen zonder cultuurhistorische waarde binnen het nieuwe vlak met de bestemming 'Wonen' worden gesloopt, met uitzondering van voormalige bedrijfsgebouwen die als bijgebouwen bij de woningen worden aangemerkt en voldoen aan de oppervlaktebepalingen genoemd in artikel 16 (Wonen);
e.
de wijziging naar de bestemming 'Wonen' mag niet tot gevolg hebben dat omliggende bedrijven, waaronder begrepen de bij schaalvergroting en/of herstructurering betrokken bedrijven, onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast.”
Wat heeft eiseres aangevraagd en wat houdt het bestreden besluit in?
6. De rechtbank stelt vast dat in de aanvraag van eiseres staat dat het gaat om het omzetten van de agrarische bestemming naar een woonbestemming. De rechtbank overweegt dat dit moet worden gezien als een aanvraag om toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid van artikel 4.4.2 van de planregels. Met deze wijzigingsbevoegdheid kan immers precies worden bereikt wat wordt gevraagd, namelijk het wijzigen van de agrarische bestemming naar een woonbestemming.
6.1.
De rechtbank stelt verder vast dat in het bestreden besluit staat dat de aanvraag is opgevat als een aanvraag om een omgevingsvergunning. In het besluit staat echter ook dat niet wordt voldaan aan de vereisten voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid van artikel 4.4.2 van de planregels. De rechtbank overweegt daarom dat het bestreden besluit materieel moet worden gezien als een afwijzing van de aanvraag om toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid.
6.2.
Eiseres is hiertegen in beroep gegaan en betoogt dat wel wordt voldaan aan de vereisten van de wijzigingsbevoegdheid. De rechtbank leidt hieruit af dat het beroep er mede toe is gericht dat alsnog van de wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt.
6.3.
De rechtbank overweegt dat tegen een besluit omtrent wijziging van een bestemmingsplan op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening beroep in eerste en enige aanleg openstaat bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). Dit volgt uit artikel 8:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 2 van Bijlage 2, van de Awb, zoals die bepalingen luidden ten tijde van het bestreden besluit.
6.4.
De rechtbank overweegt dat Wet ruimtelijke ordening per 1 januari 2024 is vervallen en de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking zijn getreden. Gelet op het overgangsrecht in artikel 11:3 van de Awb blijft echter het oude recht met daarbij het beroep in eerste en enige aanleg bij de Afdeling gelden voor de afwijzing van de aanvraag om toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid. Dit betekent dat de rechtbank onbevoegd is om kennis te nemen van het beroep voor zover dit is gericht tegen de afwijzing van de aanvraag om toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid. De rechtbank zal het beroep in zoverre met toepassing van artikel 6:15 van de Awb doorzenden naar de Afdeling om daar te worden behandeld.
Heeft eiseres ook gevraagd om een omgevingsvergunning?
7. De rechtbank overweegt dat uit de aanvraag niet eenduidig volgt dat eiseres om een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan heeft gevraagd. Dat de aanvraag is ingediend bij het omgevingsvergunningenloket en dat het formulier voor een aanvraag om een omgevingsvergunning is gehanteerd, is daarvoor onvoldoende. Voor het duiden van de aanvraag moet worden gekeken naar de inhoud van de aanvraag en de rechtbank ziet daarin niet staan dat eiseres een omgevingsvergunning vraagt. Partijen hebben ter zitting echter toegelicht dat is bedoeld om ook een omgevingsvergunning aan te vragen. Verweerder heeft de aanvraag ook zo opgevat. Hoewel de rechtbank twijfels heeft over of verweerder niet buiten de omvang van de aanvraag is getreden, ziet zij, mede vanwege de uitdrukkelijke wens van partijen en het grote tijdsverloop sinds de aanvraag, aanleiding om in dit geval de aanvraag mede aan te merken als gericht op een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan. De rechtbank is wel bevoegd om het beroep tegen de afwijzing van deze aanvraag om een omgevingsvergunning te behandelen.
Overgangsrecht Omgevingswet
8. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 5 oktober 2020. Dat betekent dat in dit geval de Wabo van toepassing blijft.
Het beroep van eiseres tegen het weigeren van de omgevingsvergunning
9. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Eiseres betoogt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de woning vanwege geluid afkomstig van het naastgelegen glastuinbouwbedrijf van de derde-partij. Eiseres voert hiertoe aan dat verweerder er ten onrechte vanuit gaat dat niet aan de richtafstand van 10 meter tot het bedrijf wordt voldaan. Eiseres voert verder aan dat het akoestisch onderzoek van Peutz uitgaat van onjuiste uitgangspunten, aangezien de toegangsweg naar de achterliggende schuur al jaren niet meer wordt gebruikt voor het laden en lossen, er slechts vijf maanden in het jaar vrachtbewegingen zijn en dat het glastuinbouwbedrijf voor geluid al rekening moet houden met de burgerwoning aan de Langelandseweg 16. Volgens eiseres staat de goede ruimtelijke ordening daarom niet in de weg aan het gebruik van de woning als burgerwoning. Eiseres betoogt ten slotte dat verweerder zich ook ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van strijd met het gemeentelijk beleid.
Heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat het gebruik van de woning als burgerwoning strijd met een goede ruimtelijke ordening oplevert?
10. De rechtbank stelt vast dat verweerder akoestisch onderzoek heeft laten doen door Peutz. De resultaten van dit onderzoek staan in het rapport ‘[adres] te [vestigingsplaats], Akoestisch onderzoek’ van 26 januari 2022. In dit rapport staat dat de woning op korte afstand ligt van het naastgelegen glastuinbouwbedrijf. De omgeving kan getypeerd worden als gemengd gebied. Voor de beoordeling is het aspect geluid maatgevend en hiervoor geldt een richtafstand van 10 meter tussen de perceelsgrens van het glastuinbouwbedrijf tot de gevel van de woning. Volgens het rapport ligt het glastuinbouwbedrijf op circa 8 meter van de woning. Daardoor wordt niet voldaan aan de richtafstand. In het rapport is vervolgens beoordeeld of aan de geluidgrenswaarden uit de VNG-publicatie en uit het Activiteitenbesluit wordt voldaan. Hiervoor zijn geluidmetingen verricht om de representatieve bedrijfssituatie vast te stellen. Voor het bepalen van de geluidbelasting op de woning zijn de volgende bronnen relevant: de ventilatoren in de schuur, de installaties in de bedrijfsruimte, de koelmachine, de transportbewegingen van vrachtwagens en het laden en lossen van vrachtwagens. Over de laatste twee bronnen staat in het rapport dat per etmaal 2 vrachtwagens en 3 personenauto’s het glastuinbouwbedrijf aandoen. Hiervan wordt 1 vrachtwagen geladen of gelost in de schuur nabij de woning van eiseres. Het laden en lossen vindt uitsluitend in de avond- of nachtperiode plaats. In het rapport staat verder dat er rekening mee moet worden gehouden dat de woning aan de Langelandseweg 16 is bestemd als burgerwoning. De berekende maximale geluidniveaus ter hoogte van de gevels van deze woning als gevolg van de vrachtwagenbewegingen in de avond- en nachtperiode overschrijden de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Deze vrachtbewegingen en bijbehorende activiteiten (laden en lossen) worden daarom voor het onderzoek in de dagperiode verondersteld en conform het Activiteitenbesluit niet beschouwd. De conclusie van het onderzoek is dat aan de geluidgrenswaarden voor langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus uit stap 2 en 3 van de VNG-publicatie en aan de geluidgrenswaarden voor langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en maximale geluidniveaus uit het Activiteitenbesluit wordt voldaan. De geluidgrenswaarden voor maximale geluidsniveaus in de dagperiode uit stap 2 en 3 van de systematiek uit de VNG-publicatie worden echter overschreden. De overschrijdingen vinden plaats ten gevolge van de vrachtwagenbewegingen ten behoeve van het laden en lossen. Volgens het rapport betekent dit dat buitenplanse inpassing van de woning doorgaans niet mogelijk is.
10.1.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat wordt voldaan aan de richtafstand van 10 meter. De afstand van de gevel van de woning tot de noordelijke perceelsgrens, waar de inrit van het glastuinbouwbedrijf ligt, is ongeveer 8 meter. De kortste afstand van de gevel van de woning tot de zuidwestelijke perceelsgrens met het glastuinbouwbedrijf is ongeveer 7,7 meter. Dat deze laatste afstand volgens eiseres is gemeten tot de garage leidt niet tot een ander oordeel. De garage maakt deel uit van de woning van eiseres. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat garage buiten de aanvraag om de woning te gebruiken als burgerwoning is gelaten. In de aanvraag staat immers dat zij de agrarische bestemming wil gebruiken als woonbestemming. Weliswaar staat de garage op een van de afbeeldingen bij de aanvraag als bijgebouw genoemd, maar ook hieruit heeft verweerder niet hoeven afleiden dat de aanvraag niet ook zou zien op het gebruik van de garage ten behoeve van een burgerwoning. Voor zover eiseres betoogt dat verweerder haar de gelegenheid had moeten geven haar aanvraag aan te passen op een manier waarop alleen het hoofdgebouw zonder de garage als burgerwoning zou worden gebruikt, volgt de rechtbank dit ook niet. Verweerder heeft het in redelijkheid niet aanvaardbaar hoeven vinden dat op het perceel alleen de woning als burgerwoning wordt gebruikt, terwijl de rest van het perceel inclusief de met de woning verbonden garage de bestemming “Agrarisch – Glastuinbouw” behoudt.
10.2.
De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar betoog dat in het rapport van Peutz bij de beoordeling of aan de geluidgrenswaarden uit de VNG-publicatie en uit het Activiteitenbesluit wordt voldaan, is uitgegaan van onjuiste uitgangspunten. De stelling van eiseres dat de schuur achter haar perceel niet meer wordt gebruikt door het glastuinbouwbedrijf, wordt weersproken door het bedrijf zelf (derde-partij). Volgens derde-partij wordt de inrit tussen Langelandseweg 16 en 18 gebruikt om te laden en lossen in de schuur achter het perceel van eiseres. Derde-partij heeft een verklaring overgelegd van de directeur/eigenaar van het bedrijf dat bloemen van het glastuinbouwbedrijf vervoert. In deze verklaring staat dat zij om logistieke redenen zowel de inrit bij Langelandseweg 14 als de inrit tussen Langelandseweg 16 en 18 gebruikt om te laden.
10.3.
Eiseres stelt terecht dat het laden en lossen in de avond- en nachtperiode op de inrit tussen Langelandseweg 16 en 18 op dit moment al strijd oplevert met het Activiteitenbesluit vanwege overschrijding van de maximale geluidniveaus bij de burgerwoning aan de Langelandseweg 16. Dit is echter in het rapport van Peutz onderkend. Dit betekent dat het laden en lossen in de avond- en nachtperiode niet is toegestaan en dat dit zal moeten gebeuren in de dagperiode. Dan is er immers geen sprake van strijd met de maximale geluidniveaus in het Activiteitenbesluit, aangezien in artikel 2.17, eerste lid, onder b, van het Activiteitenbesluit staat dat de maximale geluidsniveaus niet van toepassing zijn op laad- en losactiviteiten in de dagperiode. In het rapport van Peutz is daarom verondersteld dat de vrachtbewegingen en het laden en lossen in de dagperiode plaatsvinden.
10.4.
De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar betoog dat in het rapport van Peutz niet is onderkend dat het glastuinbouwbedrijf voor geluid al rekening moet houden met de burgerwoning aan de Langelandseweg 16. Zoals volgt uit de vorige overweging is in het rapport rekening gehouden met de woning aan de Langelandseweg 16. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat de aanwezigheid van deze woning betekent dat het glastuinbouwbouwbedrijf de oprit tussen Langelandseweg 16 en 18 en de schuur achter het perceel van eiseres helemaal niet mag gebruiken voor laden en lossen. Zoals volgt uit het rapport van Peutz levert het geen strijd op met het Activiteitenbesluit als dit laden en lossen in de dagperiode plaatsvindt. Het rapport concludeert daarom dat aan de geluidgrenswaarden voor langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en maximale geluidniveaus uit het Activiteitenbesluit wordt voldaan, zodat in zoverre geen belemmering bestaat voor het gebruik van de woning als burgerwoning. Echter laat dit onverlet dat de geluidgrenswaarden voor maximale geluidsniveaus in de dagperiode uit stap 2 en 3 van de systematiek uit de VNG-publicatie worden overschreden. Dit maakt volgens het rapport dat het gebruik van de woning als burgerwoning niet ruimtelijk inpasbaar is. De rechtbank overweegt dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet gehandhaafd kan worden op overschrijding van de geluidgrenswaarden uit de systematiek van de VNG-publicatie door het glastuinbouwbedrijf, terwijl een dergelijke overschrijding er wel voor zorgt dat ter plaatse van de woning geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd. Dat de overschrijding volgens eiseres slechts komt door 1 vrachtbeweging met laden en lossen maakt dit niet anders. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening en dat de aanvraag moet worden geweigerd.
10.5.
De beroepsgrond van eiseres dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van strijd met het gemeentelijk beleid behoeft geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

11. De rechtbank komt tot de conclusie dat zij onbevoegd is om kennis te nemen van het beroep, voor zover dit is gericht tegen de afwijzing van de aanvraag om toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid in artikel 4.4.2 van de planregels. Het beroep wordt in zoverre doorgestuurd naar de Afdeling om daar te worden behandeld. Het beroep is ongegrond, voor zover dit is gericht tegen de afwijzing van de aanvraag om een omgevingsvergunning te verlenen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep, voor zover dit zich richt tegen het afwijzen van de aanvraag om toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid;
  • verklaart het beroep ongegrond ,voor zover dit zich richt tegen het afwijzen van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Klein, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.