In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser, die een nareisaanvraag heeft ingediend. Eiser heeft beroep ingesteld omdat verweerder, de minister van Asiel en Migratie, niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. De rechtbank heeft eerder bepaald dat verweerder binnen acht of twintig weken moest beslissen, maar dit is niet gebeurd. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is.
De rechtbank wijst het verzoek van verweerder af om het beroep aan te houden tot het moment dat verweerder de zaken zal gaan behandelen. De rechtbank stelt vast dat het beroep terecht is ingediend, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft beslist. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 200,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De rechtbank kent een bedrag van € 437,50 toe voor de gemaakte proceskosten en bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- moet vergoeden.