In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil tussen een vrouw en een man die eerder met elkaar getrouwd zijn geweest. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.C. Rosier, heeft de man, vertegenwoordigd door mr. M. van Riet-Holst, aangeklaagd. De vrouw stelt dat zij bij het aangaan van het echtscheidingsconvenant heeft gedwaald en dat zij bepaalde bedragen dubbel heeft betaald. De rechtbank heeft de procedure op 22 augustus 2024 mondeling behandeld en op 9 oktober 2024 vonnis gewezen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in het verleden financiële afspraken hebben gemaakt in een convenant, maar dat er onenigheid is ontstaan over de uitvoering daarvan. De vrouw vordert onder andere betaling van bedragen die zij aan de man toeschrijft, terwijl de man verweer voert en stelt dat de vrouw niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank heeft de vorderingen van de vrouw beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat haar beroep op dwaling niet slaagt. De rechtbank oordeelt dat de vrouw, als professional in het familierecht, had moeten weten welke informatie nodig was voor een gedegen afwikkeling van de echtscheiding.
De rechtbank heeft de vorderingen van de vrouw, met uitzondering van enkele, afgewezen. De man is veroordeeld tot betaling van in totaal € 1.428,94 aan de vrouw, te vermeerderen met wettelijke rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024.