ECLI:NL:RBDHA:2024:1837

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
SGR 24/39
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke sluiting van horeca-inrichting na ernstige geweldsincidenten

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de eigenaar van een horeca-inrichting afgewezen. De sluiting van de horeca-inrichting, gelegen aan de [straatnaam] in Den Haag, is opgelegd door de burgemeester na twee ernstige geweldsincidenten in de nacht van [datum 1] en [datum 2] 2023. Bij deze incidenten zijn explosieven gebruikt, wat heeft geleid tot aanzienlijke schade aan de inrichting en de omgeving. De burgemeester heeft de horeca-inrichting voor de duur van drie maanden gesloten, met als doel de openbare orde te herstellen en verdere incidenten te voorkomen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen, gezien de ernst van de geweldsincidenten en de directe relatie met de horeca-inrichting. De rechter oordeelt dat de sluiting noodzakelijk is om de veiligheid van omwonenden en bezoekers te waarborgen. Verzoeker, de eigenaar van de horeca-inrichting, betwistte de sluiting en stelde dat deze punitief aanvoelt en niet gerechtvaardigd is, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de belangen van de openbare orde zwaarder wegen dan de belangen van verzoeker.

De voorzieningenrechter concludeert dat de sluiting van de horeca-inrichting vooralsnog gehandhaafd blijft, en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/39

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 februari 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.G. Cantarella),
en

de burgemeester van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mrs. R. den Ouden en S. Price).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de sluiting van zijn horeca-inrichting.
1.1.
Met het bestreden besluit van 29 december 2023 heeft verweerder de horeca-inrichting van verzoeker aan de [straatnaam] te Den Haag voor de duur van drie maanden gesloten voor bezoekers. De sluiting eindigt op 17 maart 2024 om 16:30 uur. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
3.1.
Verzoeker is eigenaar van Café [bedrijfsnaam] . In de nacht van [datum 1] 2023 heeft er een explosie plaatsgevonden bij de horeca-inrichting van verzoeker. Op één van de ramen is en explosief geplakt en daarna tot ontploffing gebracht. De explosie heeft een gat in het raam veroorzaakt. Verzoeker heeft van dit incident aangifte gedaan. In de nacht van [datum 2] 2023 is bij de horeca-inrichting voor de tweede keer een explosief afgegaan. Een raam is door de druk van de explosie enkele meters verder op de stoep terechtgekomen. In dit raam zat een groot gat van ongeveer 25 centimeter. De explosie heeft niet alleen veel schade veroorzaakt in de horeca-inrichting, maar ook in het naastgelegen portiek. Door de hoge druk van de explosie zijn de ramen in het portiek eruit geblazen. Op camerabeelden is te zien dat een persoon meermaals tegen één van de ramen van de horeca-inrichting slaat met een voorwerp dat lijkt op een hamer. Daarna gooit een andere persoon een explosief naar binnen en daarna rennen beide personen weg. Kort hierop volgt een explosie. Gelet op de ernst van het incident van [datum 2] 2023 heeft de leidinggevende van de horeca-inrichting ervoor gekozen de horeca-inrichting vrijwillig voor twee weken gesloten te houden voor publiek. Omdat er op 18 december 2023 toch bezoekers in de horeca-inrichting aanwezig waren, is verweerder overgegaan tot een spoedsluiting. Deze spoedsluiting gold tot 31 december 2023, 16:30 uur.
3.2.
Gelet op de aard en de ernst van deze geweldsincidenten heeft verweerder aanleiding gezien om over te gaan tot sluiting van de horeca-inrichting voor de duur van drie maanden voor bezoekers. Daarbij heeft verweerder rekening gehouden met de periode van de spoedsluiting. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van twee zeer ernstige geweldsincidenten waardoor de openbare orde in en in de omgeving van de horeca-inrichting zeer ernstig is verstoord en het woon- en leefklimaat zeer ernstig is aangetast. Met de tijdelijke sluiting wil verweerder de verstoring van de openbare orde beëindigen, de kans op herhaling verkleinen, de rust in de directe omgeving van de horeca-inrichting laten terugkeren en een signaal afgeven dat de geweldsincidenten onacceptabel zijn.
Wat zijn de regels?
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat vindt verzoeker van de tijdelijke sluiting?
5.1.
Verzoeker is het niet eens met de sluiting. Hij betwist dat het ernstige geweldsincident in directe relatie tot de horeca-inrichting staat. Hij heeft niets te maken met het geweldsincident. Het lijkt op pure vandalisme. Verder stelt hij dat de verklaringen van omwonenden geen basis bieden voor het standpunt dat de explosie in directe relatie staat tot de horeca-inrichting. Zij lijken meer gebaseerd te zijn op gevoelens en emoties zonder dat die op feiten zijn gebaseerd. Verzoeker heeft nooit een waarschuwing gekregen voor overlast of het niet op orde hebben van zijn bedrijfsvoering. Hij sluit niet uit dat de overlast die de buren ervaren afkomstig is van één van de andere horeca-inrichtingen die op de [straatnaam] gevestigd zijn. De [straatnaam] is een zeer drukke doorgaande weg met veel winkels en horeca, zodat het wonen aan die straat inherent is aan relatieve overlast voor de bewoners. Verzoeker doet er alles aan om overlast te voorkomen en heeft ook de beveiliging op orde. Hij heeft namelijk diverse camera’s in en voor de horeca-inrichting.
5.2.
Ook stelt verzoeker dat de sluiting punitief aanvoelt. Het geweldsincident kan en mag volgens hem geen reden zijn om de horeca-inrichting tijdelijk te sluiten. Een sluiting werkt het handelen van kwaadwillenden in de hand. Verweerder zwicht daarmee voor terreur, terwijl verzoeker juist het slachtoffer is van het geweldsincident.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
Is verweerder bevoegd de horeca-inrichting te sluiten?
6.1.
Het is vaste rechtspraak dat de persoonlijke verwijtbaarheid van de ondernemer geen rol speelt bij de vraag of zich een situatie voordoet die aanleiding vormt voor sluiting van de horeca-inrichting. Alleen aan de orde is de vaststelling of sprake is van een ernstige verstoring van de openbare orde die in directe relatie staat met de aanwezigheid dan wel met de exploitatie van de inrichting.
6.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat niet in geschil is dat de incidenten van
[datum 1] 2023 en [datum 2] 2023 zeer ernstige geweldsincidenten zijn. Verweerder heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht een directe relatie aannemelijk geacht tussen de incidenten en de horeca-inrichting. Dat er sprake zou zijn geweest van vandalisme vindt de voorzieningenrechter geen reëel scenario. Vooral ook omdat er in een relatief korte periode twee explosies hebben plaatsgevonden bij de horeca-inrichting. Uit de camerabeelden valt op te maken dat de horeca-inrichting doelwit was van de explosies. De eerste keer is een explosief aan het raam van de horeca-inrichting bevestigd en de tweede keer is een explosief via een gemaakt gat in het raam naar binnen gegooid. Verweerder was dan ook bevoegd om handhavend op te treden. Het antwoord op de vraag of de verklaringen van omwonenden een basis bieden om aan te nemen dat er een verband is tussen de explosief en de horeca-inrichting vindt de voorzieningenrechter in dit geval niet van belang, omdat de twee explosief op zichzelf al voldoende reden zijn voor sluiting.
6.3.
De vraag is vervolgens of verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken
Is de sluiting noodzakelijk?
6.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is, gelet op de aard en ernst van de geweldsincidenten, de noodzaak voor de sluiting gegeven. Dit soort incidenten heeft een grote invloed op het veiligheidsgevoel van omwonenden en vormen een grove aantasting van de rechtsorde. De voorzieningenrechter acht hierbij van belang dat de horeca-inrichting midden in een woonwijk ligt. De geweldsincidenten staan ook niet op zichzelf, maar hebben zich in een relatief korte periode opgevolgd. Verweerder heeft hierbij van belang kunnen achten dat (nog) onduidelijk is wat de aanleiding voor de incidenten is geweest. Verder is er nog te weinig tijd verstreken na het incident van [datum 2] 2023 om sluiting niet meer noodzakelijk te achten vanwege het gegeven dat er geen incidenten meer hebben plaatsgevonden. Daarbij is niet onbelangrijk dat de politie de kans op herhaling en escalatie aannemelijk acht.
Is de sluiting evenwichtig?
6.5.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder het algemeen belang van bescherming van de openbare orde en de veiligheid van bezoekers, personeel en passanten zwaarder kunnen laten wegen dan de belangen van verzoeker. Sluiting van de horeca-inrichting voor de duur van drie maanden vindt de voorzieningenrechter niet onevenwichtig, ook gezien op de omstandigheid dat het geweldsincident niet op zichzelf staat, maar deel uitmaakt van een tweetal ernstige geweldsincidenten die relatief kort achter elkaar hebben plaatsgevonden en specifiek lijken te zijn gericht op de horeca-inrichting van verzoeker.
6.6.
De voorzieningenrechter begrijpt dat sluiting van verzoekers horeca-inrichting voelt alsof hij wordt gestraft. De sluiting van de horeca-inrichting heeft echter tot doel de verstoring van de openbare orde te beëindigen, de kans op herhaling te verkleinen en de rust in de directe omgeving van de horeca-inrichting te laten terugkeren en is er dan ook niet op gericht om leed toe te voegen.
6.7.
Verder is niet gebleken dat de financiële en overige belangen van verzoeker zo groot zijn dat de sluiting om die reden bij wijze van voorlopige voorziening zou moeten worden geschorst. Hierbij speelt mee dat het bezwaar van verzoeker naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter waarschijnlijk niet zal leiden tot een ander besluit.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de horeca-inrichting vooralsnog gesloten blijft. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Verweerder ontleent zijn bevoegdheid om handhavend op te treden aan artikel 2:30, eerste lid, aanhef en onder c, in samenhang met artikel 2:28, zesde lid, aanhef en onder a en f, van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag (APV).
Artikel 2:30, eerste lid, aanhef en onder c, van de APV luidt: “De burgemeester kan een horeca-inrichting tijdelijk of voor onbepaalde tijd gesloten verklaren indien een van de in artikel 2:28, vijfde of zesde lid, genoemde situaties zich voordoet.”
Artikel 2:28, zesde lid, aanhef en onder a, van de APV luidt: “De burgemeester kan de exploitatievergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, tijdelijk of voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen, indien naar zijn oordeel de openbare orde gevaar loopt of het woon- of leefklimaat in de omgeving van de horeca-inrichting door de aanwezigheid van de horeca-inrichting nadelig wordt beïnvloed.”
Artikel 2:28, zesde lid, aanhef en onder f, van de APV luidt: “De burgemeester kan de exploitatievergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, tijdelijk of voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen, indien zich in of vanuit de horeca-inrichting anderszins feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het geopend blijven van de horeca-inrichting gevaar kan veroorzaken voor de openbare orde of een bedreiging vormt voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de horeca-inrichting.”
Ingevolge het Handhavingsbeleid voor horeca en alcoholverstrekkers wordt in geval van een eerste ernstig geweldsincident ten aanzien van een horeca-inrichting bestuursdwang toegepast in de vorm van een bevel tot sluiting van de inrichting voor de duur van drie maanden.