Op 31 januari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, betreffende een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2008. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, zijn advocaat, een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI), de gezinshuisouders en de moeder van de minderjarige aanwezig waren. De GI verzocht om een machtiging voor opname in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor een periode van zes maanden, omdat de minderjarige ernstige gedragsproblemen vertoonde en eerdere plaatsingen niet succesvol waren geweest. De minderjarige had moeite met het naleven van regels en toonde gevaarlijk gedrag, wat leidde tot onveilige situaties in het gezinshuis.
Tijdens de zitting heeft de minderjarige verweer gevoerd tegen de gesloten plaatsing en aangegeven dat hij niet in jeugdzorg wilde blijven. De gezinshuisouders bevestigden dat er steeds weer incidenten waren en dat de minderjarige behandeling nodig had. De kinderrechter overwoog dat, op basis van de Jeugdwet, een machtiging voor gesloten jeugdhulp alleen kan worden verleend als dit noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de jeugdige en om te voorkomen dat hij zich aan de hulp onttrekt. De kinderrechter oordeelde dat de situatie van de minderjarige ernstig was en dat een gesloten plaatsing noodzakelijk was om hem een veilige omgeving te bieden voor stabilisatie en behandeling.
De kinderrechter verleende de machtiging voor een periode van drie maanden, met de mogelijkheid om na deze periode te evalueren of verdere gesloten plaatsing nodig was. De beslissing werd mondeling gegeven en op schrift gesteld op 8 februari 2024. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.