ECLI:NL:RBDHA:2024:1829

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
C/09/658869 / JE RK 23-2538
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing in een jeugdzorgzaak met betrekking tot omgangsregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervallen verklaring van een schriftelijke aanwijzing die op 7 december 2023 was gegeven door de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid Holland. Het verzoek is ingediend door de moeder van de minderjarige, die in een pleeggezin verblijft. De moeder verzocht om de schriftelijke aanwijzing, die de omgang met haar kind beperkte tot eens per twee weken, te vervallen en een nieuwe zorgregeling vast te stellen. De kinderrechter heeft de zaak op 31 januari 2024 met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, haar advocaat, de vader, de pleegouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag, maar dat de minderjarige feitelijk bij de pleegouders verblijft. De moeder heeft aangevoerd dat de beperking van de omgang onzorgvuldig was en niet in het belang van de minderjarige. De gecertificeerde instelling heeft echter betoogd dat de beperking van de omgang noodzakelijk was om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en dat de moeder onvoldoende initiatief toonde tijdens de omgangsmomenten.

Na beoordeling van de argumenten van beide partijen heeft de kinderrechter geoordeeld dat de schriftelijke aanwijzing gedeeltelijk vervallen verklaard moet worden, omdat de voorwaarden die aan de moeder waren gesteld onvoldoende duidelijk waren. De kinderrechter heeft de huidige regeling qua frequentie en duur passend geacht en het verzoek van de moeder om de omgang te verhogen afgewezen. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/658869 / JE RK 23-2538
Datum uitspraak: 14 februari 2024

Beschikking van de kinderrechter

Verzoek tot vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing

in de zaak naar aanleiding van het op 21 december 2023 ingekomen verzoekschrift van:

[moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. S.O. Zengin te Den Haag,
betreffende:

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2020 in [geboorteplaats] , [land] ,

hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
De gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming west Zuid Holland, gevestigd te Leiden,
hierna te noemen de GI.
De kinderrechter markt als informanten aan:

[vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende in gedetineerd in [locatie] ,
advocaat mr. G. Amstelveen te Capelle aan den IJssel ,

[pleegouder 1] en [pleegouder 2] ,

hierna te noemen de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlage(n).
Op 31 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. De zaak is gelijktijdig behandeld met het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, met zaaknummer C/09/655643 / JE RK 23-2129. Daarbij zijn verschenen:
- de moeder met haar advocaat en een tolk in de Syrisch-Libanese taal;
- [naam 1] en [naam 2] , vertegenwoordigers van de GI;
- de vader met zijn advocaat en een tolk in de Syrisch-Libanese taal;
- de pleegouder(s).

Feiten

- De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd. De ouders zijn feitelijk uit elkaar.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk bij de pleegouders.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 31 januari 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van tot 24 december 2024, alsmede voor dezelfde duur machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg.
-Stichting Jeugdbescherming west Zuid Holland heeft de moeder een schriftelijke
aanwijzing gegeven op 7 december 2023, ertoe strekkende dat:
- Het bezoek tussen de moeder en [minderjarige] vindt eens in de twee weken plaats op het kantoor van Jeugdbescherming West in Leiden of in Gouda.- Het bezoek duurt een uur waarbij een van de pleegouders aanwezig is en waarbij de omgang tevens wordt begeleid door de jeugdbeschermer of de pleegzorgwerker.- Tijdens het bezoek houdt u zich aan bovengenoemde afspraken die betrekking hebben op de invulling van het bezoek, te weten: een kwartier van tevoren aanwezig zijn, verbale manier contact zoeken, interesse tonen en initiatief nemen.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt er toe de na te melden schriftelijke aanwijzing geheel vervallen te verklaren en een zorgregeling vast te stellen inhoudende:
- één keer per week voor de duur van drie uur waarbij de ene keer de omgang bij de moeder thuis plaatsvindt en de andere keer op een kindvriendelijke plek waar de moeder en [minderjarige] buiten iets leuks kunnen doen;
- gefaseerd tot twee overnachtingen per week bij de moeder;
dan wel een regeling welke de kinderrechter in goede justitie acht.
Door en namens de moeder is het verzoek als volgt toegelicht. Er was een zorgregeling waarbij de moeder elke week een uur omgang had met [minderjarige] , wat als te weinig werd beschouwd door de moeder. Nadat de moeder haar familie had bezocht in Turkije is de omgang beperkt tot eenmaal per twee weken voor een uur. Deze beperking is vastgelegd in de schriftelijke aanwijzing van 7 december 2023. De moeder kan zich hier niet mee verenigen en stelt dat de GI de schriftelijke aanwijzing onzorgvuldig heeft voorbereid en niet deugdelijk heeft gemotiveerd. De aanwijzing is in strijd met het belang van [minderjarige] en de overwegingen om het contact te beperken zijn niet van dien aard dat een beperking gerechtvaardigd is, zeker gezien vanuit 8 EVRM. De omgang is te kort en vindt plaats op een onpersoonlijke locatie en de opgelegde beperkingen lijken meer voort te komen uit praktische overwegingen. De moeder heeft een maand van te voren aangegeven dat ze haar familie zou opzoeken. Het voelt voor haar als een straf dat de omgang nu is beperkt. Lange tijd was er sprake van een taalbarrière, maar de moeder spreekt nu beter Nederlands. Ook wordt de moeder verweten dat ze onvoldoende initiatief neemt, maar als ze dit wel doet wordt haar verweten dat ze geen rekening houdt met [minderjarige] . De moeder geeft toe dat ze een aantal keer te laat is geweest. Ze moet lang reizen voor de omgangsmomenten en geeft altijd aan waardoor ze te laat is. Inmiddels is de afspraak gemaakt dat de moeder eerder aanwezig is waardoor ze de afgelopen keren op tijd is geweest. De moeder verzoekt om de frequentie en duur van de omgangsmomenten met [minderjarige] uit te breiden.
De GI heeft verweer gevoerd. De GI heeft naar voren gebracht dat de bezoeken tussen [minderjarige] en de moeder in eerste instantie waren bedoeld om het contact op te bouwen en te kijken of een gezinsopname mogelijk was. Dit is niet gelukt en nadat het perspectiefbesluit is genomen is er een andere invulling aan de bezoeken gegeven. Nu is het doel om [minderjarige] ook zijn culturele achtergrond mee te geven zodat dat hij weet wie zijn moeder is en om de moeder een rol op afstand aan te laten nemen. De bezoeken hadden alleen weinig inhoud waarbij werd gezien dat er geen verbaal contact was tussen de moeder en [minderjarige] en het de moeder niet lukte om bij [minderjarige] aan te kunnen sluiten. Hierdoor hadden de omgangsmomenten geen meerwaarde voor het contact tussen de moeder en [minderjarige] . Bovendien is de moeder plotseling naar Turkije gegaan en is de moeder voor andere contactmomenten vaak te laat of net op tijd waardoor ze zich niet goed kan voorbereiden en de start doorgaans rommelig verloopt. De moeder is op een aantal voorwaarden gewezen die moesten verbeteren, waaronder het nemen van initiatieven tijdens de omgang, maar dit is de moeder onvoldoende gelukt. Op 16 november 2023 is toegelicht waarom de omgang is teruggebracht naar eens in de twee weken en op welke punten de moeder aan de slag moet. Het is van belang dat er een betere invulling van het contact komt waarbij recht wordt gedaan aan de band tussen de moeder en [minderjarige] , maar ook rekening worden gehouden met de situatie dat [minderjarige] niet meer bij de moeder gaat opgroeien en er dus geen verdere opbouw is in de verzorging en opvoedingstaken. [minderjarige] heeft een grote ontwikkeling doorgemaakt in het pleeggezin, maar de hechting aan de pleegouders heeft hem ook de nodige moeite en energie gekost. [minderjarige] geniet van de contactmomenten met de moeder. Een van de pleegouders is ook aanwezig bij de momenten zodat hij daarop kan terugvallen. De afgelopen keren is er een verbetering gezien en is de moeder op tijd geweest. De omgangsfrequentie wordt ook overlegd met de gedragswetenschapper en de pleegzorg. De pleegzorg heeft een andere visie, namelijk dat de omgang nog verder verlaagd zou moeten worden omdat dit passender is voor de opvoedvisie, maar dat vindt de jeugdbeschermer op dit moment niet passend.

Beoordeling

Verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing*Nu het verzoek binnen twee weken na toezending of uitreiking van genoemde beslissing aan de verzoek*ster ter griffie van deze rechtbank is ingediend, is verzoek*ster ontvankelijk in zijn*haar verzoek.
De kinderrechter stelt vast dat niet is gebleken van belemmeringen ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek.
Vervolgens wordt toegekomen aan de inhoudelijke toetsing van de schriftelijke aanwijzing, waarbij de eerste vraag is of de gecertificeerde instelling, mede gelet op het bepaalde in artikel 1:263 lid 1 BW, de bevoegdheid toekwam de schriftelijke aanwijzing te geven. Ten aanzien van deze bevoegdheid zijn geen bezwaren aangedragen. Deze toets dient echter ook los daarvan, dus ambtshalve, te worden uitgevoerd.
Een gecertificeerde instelling is bevoegd een schriftelijke aanwijzing te geven als het gaat om de uitvoering van de taak van de gecertificeerde instelling, de aanwijzing de verzorging en opvoeding van de minderjarige(n) betreft, en de gezaghebbende ouder(s) niet instemmen met het plan van aanpak of daaraan onvoldoende medewerking verlenen of de aanwijzing noodzakelijk is om concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige(n) weg te nemen.
De kinderrechter stelt vast dat de onderhavige schriftelijke aanwijzing is gegeven ter uitvoering van de taak van de gecertificeerde instelling, en de verzorging en opvoeding van [minderjarige] betreft. Aangezien er geen door de rechter vastgestelde regeling is, is de gecertificeerde instelling bevoegd om op grond van 1:265f BW de contacten te beperken tussen [minderjarige] en de ouders met gezag.
Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de gecertificeerde instelling deze bevoegdheid op een juiste manier heeft aangewend. Anders dan bij de voorgaande vraag wordt bij de beoordeling van de aanwending van de bevoegdheid geen volle maar een marginale toets gehanteerd. Toetsing vindt plaats aan de hand van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, en alleen aan de hand van in het verzoek aangedragen gronden.
De moeder heeft opgeworpen dat de schriftelijke aanwijzing onzorgvuldig is genomen en dat de motivering daarvan ondeugdelijk is. De kinderrechter overweegt dat de GI voldoende heeft gemotiveerd waarom de omgang tussen de moeder en [minderjarige] is teruggebracht naar eens per twee weken en welk doel daar aan ten grondslag ligt, namelijk het toewerken naar een regeling en invulling van de omgang die passender is bij de opvoedvisie van de GI en de rol van de moeder daarin. Het perspectief ligt niet meer bij de moeder en de GI heeft onderzocht hoe de omgang hier beter op kan aansluiten. Voorts is tijdens een gesprek op 16 november 2023 met de moeder en haar advocaat door de jeugdbeschermer toegelicht waarom de omgang zal worden teruggebracht naar eens in de twee weken en waar de moeder mee aan de slag moet gaan om de omgang te verbeteren. Er zijn toen afspraken gemaakt ten aanzien van de invulling van het bezoek. Vervolgens zijn de omgangsregeling en de afspraken vastgelegd in de schriftelijke aanwijzing van 7 december 2023. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de beslissing tot beperking van de omgang in de schriftelijke aanwijzing zorgvuldig is genomen en voldoende is onderbouwd en verwerpt het standpunt van de moeder (behoudens echter het navolgende).
Ten aanzien van de afspraken die zijn opgenomen in de schriftelijke aanwijzing omtrent de invulling van de bezoeken overweegt de kinderrechter echter dat verschillende van de voorwaarden (eisen) die aan de moeder zijn gesteld, te weten:
-kort gezegd - verbale manier contact zoeken, interesse tonen en initiatief nemen,
onvoldoende duidelijk en concreet geformuleerd zijn, en dat ook onvoldoende deugdelijk is onderbouwd waarom die eisen aan de moeder worden gesteld in het licht van de omgang met [minderjarige] . Het doel van de omgang is duidelijk niet een terugplaatsing (in welk geval hogere eisen aan de kwaliteit en ontwikkeling van de omgang in de rede liggen). De doelstelling van de omgang is om [minderjarige] zijn culturele achtergrond mee te geven, zodat dat hij weet wie zijn moeder is en om de moeder een rol op afstand aan te laten nemen. De schriftelijke aanwijzing maakt niet duidelijk waarom en op welke manier deze eisen dienstig zijn aan deze doelstelling. De kinderrechter is van oordeel dat de gecertificeerde instelling met deze eisen - hoe goed bedoeld ook - de lat wat te hoog legt. Dit klemt te meer daar er kennelijk wel gevolgen (kunnen) zijn voor de moeder als ze onvoldoende aan die voorwaarden voldoet (als voorbeeld dat men niet naar een indoor speeltuin gaat). De kinderrechter zal de schriftelijke aanwijzing daarom gedeeltelijk vervallen verklaren ten aanzien van genoemde voorwaarden.
Verzoek vaststellen regeling op voet van artikel 1:265f, tweede lid, BW
Op grond van artikel 1:265f, tweede lid, BW kan de kinderrechter een zodanige regeling vaststellen als haar in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Namens de moeder is daarom ook verzocht.
De kinderrechter overweegt dat zoals hiervoor is overwogen de GI voldoende heeft onderbouwd waarom de omgang tussen de moeder en [minderjarige] is teruggebracht naar een keer per twee weken. Een omgang van een keer per twee weken is naar het oordeel van de kinderrechter ook passend bij de jonge leeftijd van [minderjarige] waarbij het perspectief niet meer bij de ouder(s) ligt. Door de GI is aangegeven dat de komende periode verder wordt gekeken naar de invulling van de omgangsmomenten zodat die aansluit bij het doel van de omgang, namelijk dat [minderjarige] goed contact heeft met de moeder, waarbij de moeder een rol van ouder op afstand heeft. Het zou goed zijn indien de gecertificeerde instelling dit blijft doen, en daarbij zich wat meer neerlegt bij de beperkingen die aan de zijde van moeder zijn gelegen en die van invloed zijn op de invulling van de bezoeken. De kinderrechter acht de huidige regeling qua frequentie en duur echter passend en in het belang van [minderjarige] en zal het verzoek van de moeder daarom afwijzen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verklaart genoemde schriftelijke aanwijzing d.d. 7 december 2023 gedeeltelijk vervallen ten aanzien van de afspraken die zijn opgenomen omtrent de invulling van de bezoeken:
-
Moeder probeert tijdens het bezoek ook op een verbale manier contact te maken met [minderjarige] . Dat hoeft niet in perfect Nederlands, maar moeder probeert om middels woorden ook de verbale interactie met [minderjarige] op te zoeken.
- Moeder toont interesse in het welzijn van [minderjarige] . Hiermee laat ze zien dat er wederkerigheid is in het contact. Ze heeft een nieuwsgierige houding met wat er op dat moment in zijn leven speelt, welke stappen hij maakt in zijn ontwikkeling, hoe zijn dagelijks leven eruit ziet.
- Moeder neemt initiatief in de omgang. Moeder weet dat ze bij mooi weer het voorstel kan doen om naar de speeltuin te gaan of om even een blokje om te gaan;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier en op 14 februari 2024 in het openbaar uitsproken.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.