ECLI:NL:RBDHA:2024:18288
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar wegens termijnoverschrijding in vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de beslissing van verweerder, de minister van Asiel en Migratie, die het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dit gebeurde omdat het bezwaar te laat was ingediend. De rechtbank heeft op 5 november 2024 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het beroep kennelijk ongegrond was.
De rechtbank overweegt dat een bezwaarschrift binnen vier weken na bekendmaking van het besluit moet worden ingediend, zoals bepaald in de Vreemdelingenwet 2000 en de Awb. In dit geval was het besluit bekendgemaakt op 11 december 2023, waardoor het bezwaarschrift uiterlijk op 8 januari 2024 ingediend had moeten zijn. Eiser heeft het bezwaarschrift echter pas op 17 januari 2024 ingediend, wat te laat is. De rechtbank stelt vast dat er geen geldige reden is voor de termijnoverschrijding, ondanks de stelling van eiser dat er sprake was van een vertraging in de post.
Eiser heeft zich beroepen op een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), waarin werd gesteld dat bij de beoordeling van termijnoverschrijding rekening moet worden gehouden met bijzondere omstandigheden. De rechtbank volgt dit standpunt echter niet, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij het bezwaarschrift op tijd heeft verzonden. De rechtbank concludeert dat de overschrijding van de bezwaartermijn van negen dagen niet als gering kan worden beschouwd en dat eiser voldoende op de hoogte was van zijn rechtspositie.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 5 november 2024.