Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser 1] en [eiser 2], eisers
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl
Rechtbank Den Haag
Op 7 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen eisers, vertegenwoordigd door mr. B.W.C. van Geet, en de minister van Asiel en Migratie. De eisers hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvragen om verlening van machtigingen tot voorlopig verblijf in het kader van nareis, gebaseerd op artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of eisers belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroep. Het oordeel was dat eisers geen procesbelang hebben, omdat een eerdere uitspraak van de rechtbank op 22 mei 2024 het beroep van eisers tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond had verklaard. De rechtbank had verweerder opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag, tot een maximum van € 7.500,-. De rechtbank concludeerde dat de dwangsom pas sinds 17 juli 2024 verbeurt is en dat eisers hun opvolgend beroep op 13 mei 2024 hebben ingediend, terwijl de dwangsom op dat moment nog niet volgelopen was.
Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat eisers redelijkerwijs niet in een gunstiger positie kunnen komen en dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk is. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en stelt dat eisers geen procesbelang hebben bij hun beroep. Verweerder hoeft de proceskosten van eisers niet te vergoeden.