In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, geboren in Sierra Leone, heeft op 26 september 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 26 januari 2023 door verweerder als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 3 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk. De rechtbank heeft aanvullende vragen gesteld aan verweerder, die schriftelijk zijn beantwoord. Eiser stelt dat hij vreest voor vervolging door het Poro-genootschap in Sierra Leone, waar zijn vader een leider was. Hij heeft verklaard dat hij in 2016 is ontvoerd door leden van dit genootschap en dat zijn vrouw en zoon ook bedreigd zijn. Verweerder heeft de geloofwaardigheid van eisers relaas erkend, maar oordeelt dat de gestelde problemen niet voldoende zijn om asiel te verlenen, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer in Sierra Leone vervolgd zal worden.
De rechtbank oordeelt dat verweerder de risico-inschatting onzorgvuldig heeft uitgevoerd. Verweerder heeft geen actuele landeninformatie betrokken en heeft onvoldoende rekening gehouden met de eerdere blootstelling van eiser aan vervolging. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit in strijd is met de zorgvuldigheids- en motiveringsvereisten van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank vernietigt het besluit van verweerder en draagt hem op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,-.