ECLI:NL:RBDHA:2024:18250

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
09/260307-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing en diefstal met geweld in eigen woning, gebruik van pepperspray

Op 7 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats]. De verdachte is beschuldigd van afpersing en diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd in de woning van het slachtoffer op 22 juni 2022 te Delft. De rechtbank heeft het onderzoek gehouden op meerdere zittingen, waarbij de officier van justitie, mr. B.A.C. Looijestijn, de vordering heeft ingediend en de verdediging is gevoerd door de raadsvrouw, mr. L. da Silva. De verdachte heeft de tenlastelegging ontkend, maar de rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld. De verdachte heeft met een mes gedreigd en onder dwang de pincode en inloggegevens van het slachtoffer geëist, waarna hij goederen ter waarde van ongeveer 10.000 euro heeft gestolen. Daarnaast had de verdachte een busje pepperspray in zijn bezit. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn is overschreden, maar heeft dit niet als zwaarwegend beschouwd voor de strafoplegging.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/260307-22
Datum uitspraak: 7 november 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] ( [postcode] ) [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 11 januari 2024, 7 mei 2024 (beide regie) en 24 oktober 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.A.C. Looijestijn en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. L. da Silva naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 22 juni 2022 te Delft met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn pincode en/of inlogggegevens voor zijn identifer, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [naam] en/of een derde toebehoorde(n), door
- zich (wederrechtelijk) de toegang tot de woning van die [naam] te verschaffen, en/of
- een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, meermalen tegen het lichaam van die [naam] te duwen en/of in de richting van het lichaam van die [naam] te bewegen, althans te tonen, en/of
- die [naam] (daarbij) meermalen te vragen om zijn pincode en/of inloggegevens voor de identifer, en/of
- die [naam] (daarbij) dreigend (in de Engelse taal) de volgende woorden toe te voegen "Je moet me de goede code geven, anders doe ik je pijn", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2
hij, op of omstreeks 22 juni 2022 te Delft, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een koptelefoon (merk: Sony), een paspoort, een OV-chipkaart, een creditcard en/of een geldbedrag (van in totaal ongeveer 10.000 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, door middel van door afpersing verkregen inloggegevens en/of pincodes voor een identifer en/of het gebruik van huissleutels waartoe verdachte niet gerechtigd was, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, meermalen tegen het lichaam van die [naam] te duwen en/of in de richting van het lichaam van die [naam] te bewegen, althans te tonen, en/of
- ( daarbij) tegen die [naam] (in de Engelse taal) te zeggen "Hoeveel geld heb je? Geef
me al je cash dat je hebt liggen" en/of "Geef me geld, anders sla ik je met mijn mes",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3
hij, op of omstreeks 20 september 2022 te Delft, althans in Nederland, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een busje pepperspray ('Protect Pfeffer-Spray ANTI-DOG'), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde bepleit. Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat dit feit bewezen kan worden verklaard.
Op specifieke verweren gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen feiten 1 en 2
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 redengevende feiten en omstandigheden.
3.4
Bewijsoverwegingen feiten 1 en 2
De betrouwbaarheid van de verklaring van aangever
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte in de woning op geen enkele wijze gedreigd heeft met geweld of geweld heeft toegepast. De verklaring van aangever is onbetrouwbaar, waardoor de verklaring van de verdachte leidend is en de rechtbank de verdachte dient vrij te spreken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring die aangever tegenover de politie heeft afgelegd. Daartoe is van belang dat aangever gedetailleerd heeft verklaard over wat zich vanaf de binnenkomst van de verdachte in zijn woning heeft afgespeeld. Verder vindt de verklaring van de aangever over de gang van zaken bevestiging in het overige gebruikte bewijsmateriaal. Verder blijft aangever in zijn aanvullende verklaring consistent en gaat aangever gedetailleerd in op de diverse feiten en omstandigheden die hem worden gevraagd door de politie.
Daartegenover staan de verklaringen van de verdachte, waarbij de rechtbank constateert dat hij wisselende verklaringen heeft afgelegd en in eerste instantie heeft ontkent in de woning van aangever te zijn geweest. Pas nadat uit aanvullend bewijs volgde dat zijn DNA op het mes is aangetroffen dat in de woning van aangever was achtergebleven, heeft de verdachte ter zitting bekend dat hij met een mes op zak de woning van aangever is binnengegaan. Eenmaal binnen en na het zien van aangever heeft hij het mes tevoorschijn gehaald. De verdachte bevestigt de door aangever geschetste gang van zaken, op het gebruik van het mes, de dreigende taal en het meenemen van een aantal goederen na. De rechtbank acht, gegeven de setting waarin de verdachte rondom 6 uur in de nacht en zonder aankondiging de woning is binnengedrongen, alwaar hij de slapende bewoner (aangever) treft en een mes trekt, volstrekt ongeloofwaardig dat er sprake zou zijn van een vredelievende sfeer waarin aangever vrijwillig zou overgaan tot het verstrekken van gegevens. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de verdediging en is van oordeel dat de verklaringen van aangever bruikbaar zijn voor het bewijs.
Conclusie
Gelet op de verklaring van de verdachte en de overige gebruikte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, de afpersing en diefstal met geweld met gebruikmaking van valse sleutels, wettig en overtuigend bewezen.
Daarbij leest de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde zo dat het de kennelijke bedoeling van de opsteller van de tenlastelegging is geweest om ten laste te leggen dat sprake was van dwang tot het
ter beschikking stellenvan gegevens. De verdediging is daarbij niet in de belangen geschaad.
3.5.
Opgave van bewijsmiddelen feit 3
De rechtbank zal voor het onder 3 ten laste gelegde volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit. De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit gerekwireerd tot bewezenverklaring. De opgave van bewijsmiddelen is eveneens in de bijlage opgenomen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 22 juni 2022 te Delft met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn pincode en inloggegevens voor zijn identif
ier, door
- zich wederrechtelijk de toegang tot de woning van die [naam] te verschaffen, en
- een mes meermalen tegen het lichaam van die [naam] te duwen, althans te tonen, en
- die [naam] meermalen te vragen om zijn pincode en inloggegevens voor de identif
ier, en
- die [naam] dreigend (in de Engelse taal) de volgende woorden toe te voegen "Je moet me de goede code geven, anders doe ik je pijn", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2
hij, op 22 juni 2022 te Delft, in een woning, te weten de [adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich tegen de wil van de rechthebbende bevond, een koptelefoon (merk: Sony), een paspoort, een OV-chipkaart, een creditcard en een geldbedrag (van in totaal 10.000 euro), die geheel of ten dele aan [naam] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel,
namelijkdoor middel van door afpersing verkregen inloggegevens en pincodes voor een identif
ier en
doorhet gebruik van huissleutels waartoe verdachte niet gerechtigd was,
welke diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
engemakkelijk te maken, door
- een mes meermalen tegen het lichaam van die [naam] te duwen, althans te tonen, en
- tegen die [naam] (in de Engelse taal) te zeggen "Hoeveel geld heb je? Geef
me al je cash dat je hebt liggen" en "Geef me geld, anders sla ik je met mijn mes",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3
hij op 20 september 2022 te Delft een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een busje pepperspray ('Protect Pfeffer-Spray ANTI-DOG'), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen
,voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De strafoplegging
6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit dat, in geval van veroordeling voor alleen het onder 3 tenlastegelegde, een geldboete wordt opgelegd. De raadsvrouw heeft verzocht om, indien het tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten komt, een taakstraf op te leggen in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf, met als bijzondere voorwaarde alleen een meldplicht bij de Reclassering.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing en diefstal met geweld waarbij gebruik gemaakt werd van valse sleutels. Daarnaast heeft de verdachte een busje pepperspray voorhanden gehad.
De verdachte is op de vroege ochtend van 22 juni 2022 de woning van aangever binnengedrongen met een sleutel, die hij enkele dagen daarvoor uit het slot had zien steken en had meegenomen. In de woning heeft hij aangever bedreigd met een mes, onder andere door dit mes tegen het lichaam van aangever te duwen. Uiteindelijk heeft de verdachte, nadat aangever onder dwang zijn codes had afgestaan, een groot geldbedrag van € 10.000,- naar zichzelf overgemaakt en een aantal andere goederen van aangever gestolen. Het geldbedrag heeft de verdachte in de periode daarna uitgegeven, naar eigen zeggen als leefgeld.
Dit zijn ernstige strafbare feiten. De verdachte heeft ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van aangever. De verdachte is bijna twee uur in de woning van aangever geweest. Aangever heeft de aanwezigheid van de verdachte dus een lange periode moeten dulden. Het moet voor aangever zeer beangstigend zijn geweest dat hij op deze wijze is overvallen in zijn woning, een plek waar hij zich bij uitstek veilig moest kunnen voelen. De verdachte had kennelijk geen oog voor de gevolgen van deze feiten voor aangever en was alleen gericht op zijn eigen financiële voordeel. Door dergelijke ernstige feiten worden de algemene gevoelens van onveiligheid in de samenleving ook vergroot.
De verdachte heeft uiteindelijk ter zitting weliswaar enige openheid van zaken gegeven, nadat er meer onderzoeksresultaten bekend waren geworden, maar minimaliseert zijn handelen. Daarmee neemt de verdachte niet ten volle verantwoordelijkheid. Hij betuigt spijt, maar de rechtbank kan dit moeilijk rijmen met het gegeven dat de verdachte het geldbedrag heeft uitgegeven in de periode nadat hij de woning was binnengedrongen. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de bekennende verklaring van de verdachte eerder berekenend is dan berouwvol.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 21 oktober 2024. Hieruit volgt niet dat de verdachte eerder voor een gelijksoortig strafbaar feit is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft eveneens kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 16 oktober 2024. Uit dit advies komt naar voren dat bij de verdachte in de periode voorafgaand en ten tijde van het delict sprake was van overmatig en problematisch gebruik van alcohol en drugs. Door het overmatig gebruik van drugs raakte de verdachte verward. De verdachte heeft dit op de zitting bevestigd. Naar eigen zeggen is hij verslavingsgevoelig.
De reclassering zet uiteen dat de verdachte sinds het delict is gestopt met het gebruik van middelen, maar dat er nog wel incidenteel sprake is van het gebruik van alcohol. Er is volgens de reclassering sprake van psychische problematiek, zonder dat duidelijk is wat daaraan ten grondslag ligt. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld. De reclassering adviseert om bij veroordeling aan de verdachte op te leggen een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie middelengebruik, een ambulante behandelverplichting en het meewerken aan middelencontrole.
Redelijke termijn
De rechtbank heeft geconstateerd dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte is aangehouden en in verzekering gesteld op 20 september 2022. Op het moment van het wijzen van dit vonnis is daarmee sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van ongeveer zeven weken. De rechtbank zal volstaan met de vaststelling dat inbreuk is gemaakt op het bepaalde in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, nu de redelijke termijn in geringe mate is overschreden en de inhoudelijke behandeling van de zaak op de zitting van 7 mei 2024 is aangehouden, onder andere om aan de verdachte een advocaat toe te voegen.
Strafmodaliteit en strafmaat
Alles afwegende, en dan met name de ernst van de feiten, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de duur van die straf acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld dat voor een woningoverval waarbij sprake was van licht geweld en bedreiging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren wordt opgelegd.
Gelet op dat uitgangspunt, acht de rechtbank de eis van de officier alleszins redelijk. Derhalve acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank zal 10 maanden van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden.
Het voorwaardelijk strafdeel dient de verdachte ervan te weerhouden om zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat er een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 57, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 en 2:
meerdaadse samenloop van
afpersing;
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;
ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (DERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
10 (TIEN) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee (TWEE) jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Johanna Westerdijkplein 40 te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich onder behandeling stelt van een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken met en aanwijzingen van de zorgverlener. Hieronder kan ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- deelneemt aan een nader door de reclassering te bepalen gedragsinterventie, bestaande uit een leefstijltraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens deze instelling aan hem worden gegeven;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. de Kock-Molendijk, voorzitter,
mr. M.M. Meessen, rechter,
mr. C.M.A. de Koning, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F.A.M. Schuijt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 november 2024.